De toekomst der registers aan de tantoren van registratie
en van tiypoMen.
door A. MOLL, Notaris te Arnhem.
I. De registratie-registers.
Artikel 21 der wet van 11 Juli 1882, (Stbl. No. 92),
tot wijziging der bepalingen betreffende de heffing der
rechten van registratie, luidt, zooals U bekend is, aldus
«De wetgeving op de registratie wordt vóór 1 Januari 1886
aan eene algemeene herziening onderworpen." In het
oorspronkelijke ontwerp dier wet kwam dergelijk gebod
niet voor. Het werd daarin opgenomen op aandrang van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal, in welker af deelin
gen blijkens het Voorloopig Verslag, het denkbeeld om
een termijn van hoogstens 3 jaren vast te stellen, bin
nen welken de geheele registratie-wetgeving zou moeten
worden herzien, krachtige ondersteuning vond, ook
onder hen, die het ontwerp wenschten aan te nemen.
Wel is waar moest men erkennen, dat dergelijk gebod
formeel weinig te beteekenen hadmaar de ervaring
had, meende men, toch geleerd, dat zulke bepalingen
de zaak op de agenda houden en het tot stand komen
van gewenschte hervormingen krachtig in de hand
werken. Sommige leden verklaarden zelfs hunne stem
van het opnemen van zulk een bindenden termijn af
hankelijk te maken. »Van andere zijde echter," zoo lezen
Voordracht, gehouden in de Notariëele Vereeniging te
Amsterdam den 20 November 1885.
Tijdschrift Kadaster 188S 4