52 De vraag is tweeledig en legt de verplichting op om te onderzoeken 1°. wat er van de registratie-belasting, 2°. wat er van de formaliteit moet worden? Met het eerste onderzoek houd ik mij heden avond niet bezig, 't Zij men mijn gevoele deele, dat er uit een zuiver oeconomisch oogpunt voor de registratierec/^ew als be lasting geen enkele houdbare grond is aan te voeren, hetzij men haar meent te kunnen verdedigen als be lasting van de vermogensvergrooting, waartoe Gij, Mijnheer de Voorzitter! schijnt over te hellen (pag. 535 van Uw belangrijk werk: Ontwikkeling en verband van de Rijks-, Provinciale- en Gemeentebelastingen in Nederland) en welke vermogensvergrooting, welke door de omzettingen ontstane nieuwe rijkdom, zooals Mr. van A s s e n d e 1 f t de Goningh 't noemt, als »eene matière imposable" zoude mogen worden beschouwd (Proefschrift pag. 215), in beide gevallen staat dit vast, dat aan afschaffing der registratie-rechten niet te denken valt, omdat de toestand der schatkist zulks niet toelaat, althans niet zonder eene ingrijpende algeheele hervorming van ons belastingstelsel, waarop vooralsnog geenerlei uitzicht schijnt te bestaan. Ik heb dus mijne aandacht thans bepaaldelijk op de 2^ vraag gevestigdwat moet er worden van de forma liteit van registratie, m. a. w. van registratie-registers. Aan de vervulling van mijn wensch te dezen opzichte staan zeer zeker heel wat minder bezwaren in den weg dan aan de afschaffing der belasting. Mijn wensch dan is dat ook de formaliteit van registratie vervalle, en de egisters verdwijnen mogen. Ik heb mij opnieuw afge vraagd wat toch voor dat eeuwige registreeren is aan te voeren van allerlei, laat ik liever zeggen van die tallooze Mr. W. F. T r e u b.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1886 | | pagina 60