55 begin van bewijs omtrent den inhoud der akten, indien deze mochten verloren gaan en er geene authentieke afschriften mochten aanwezig zijn. Ik zelf heb t. a. p., met aanhaling van een daarover geschreven belangrijk opstel in het Tijdschrift Recht en Wet, betoogd, dat de registratie evenmin het bestaan der akten bewijzen als omtrent haren inhoud begin van bewijs opleveren kan. Ik herhaal wat ik daar schreef: de registratie-ambtenaar is niet geroepen noch in staat de echtheid eener akte te constateerenhij lean niet beoordeelen of de namen die onder een stuk geschreven staan, de handteekeningen zijn der in het stuk genoemde personen, en artikel 1927 B. W. is op de registratie-registers niet toepasselijk omdat dit artikel alleen betreft de bewijskracht van eene door de wet gewilde overschrijving in daartoe door of krachtens de wet bestemde registersde registratie is echter niet eene door de wet gewilde overschrijving, maar slechts de overneming in een register van den inhoud eener akte »par extrait et dans un même contexte", zooals dit bepaald was in art. 7 der wet van 5/19 December 1790. In de derde plaats noemde de Regeering als voordeel van de formaliteit op, dat zij de latere wijziging der akten of bijvoeging in haren inhoud bemoeilijkte ten gevolge der waarmerking door den registreerenden amb tenaar van ieder blad waaruit eene akte bestaat en van iedere bijvoeging of verandering, welke op den kant der akte werd gemaakt, terwijl het getal dier bladen, bijvoe gingen of veranderingen door genoemden ambtenaar èn in zijn register èn in het bewijs van registratie op de akte zoude worden vermeld. Dit voordeel schijnt inderdaad niet gering, doch ik geloof dat het werkelijk bij den schijn blijft, want om

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1886 | | pagina 63