60
gedagteekend visa van bepaald aangewezen ambtenaren,
b. v. eèn burgemeester of een notaris.
Recapituleer ik het voorgaande, dan meen ik als
vaststaande te mogen aannemen, dat de voordeelen welke
de formaliteit oplevert deels denkbeeldig zijn, en overigens
gemakkelijk op andere wijze zijn te verkrijgen. Er is dan
geenerlei reden om haar te behouden, want, zooals ik de
eer had in mijne Beknopte Handleiding te betoogen, aan
die formaliteit kleven onmiskenbare bezwaren.
Deze bezwaren zijn o. a. uiteengezet in een antwoord
van den bekenden Inspecteur der registratie W. de
Gelder op een prijsvraag, in 1850 uitgeschreven door de
algemeene vergadering der Broederschap van Notarissen
in Nederland over de Wetgeving op de Registratie.
Deze Schrijver wees, behalve op het nuttelooze der for
maliteit voor authentieke akten, op het bezwaar „hoe
«door de formaliteit de geheimste handelingen van
«partijen, van handel en nijverheid worden prijsgegeven
«aan de discretie van een tal van ambtenaren." Wel
verklaarde dezelfde schrijver ter eere van het personeel
der registratie te mogen zeggen, dat er geen voorbeeld
(althans voor zoover hem bekend was) kon worden aan
gewezen, dat de hun vertrouwde geheimen door hen
waren geschonden, doch dit achtte hij geen genoegzamen
waarborg voor het vervolg en nam het bezwaar niet
weg «dat het reeds in hooge mate kwellend is te weten,
«dat derden, onder welke soms kinderen, methandelin-
«gen bekend zijn, die Gij zelfs aan de kennis uwer
«naaste verwanten onttrekt, wier openbaring U de
«grootste onaangenaamheden, dikwerf de zwaarste ver-
liezen kan berokkenen."
Een dergelijk bezwaar, voor zoover betreft de nota-
riëele akten, ontwikkelt de Schrijver aldus (pag. 12)