103 Het telrad dat door eene schroef zonder eind in verbinding staat met de as der meetrol en dient tot aflezing van het aantal geheele omwentelingen der meetrol, is in nevenstaande figuur ter wille van de duidelijkheid weggelaten. Beweegt men nu het instrument om de pool, dan loopt de looprol over het papier. De schijf S ondergaat dan dezelfde draaiing als de looprol en deelt hare beweging aan de daartegen rustende meetrol mede, in verhouding van den afstand van het aanrakingspunt der meetrol tot het middelpunt der schijf. Be weegt men daarentegen den voerarm bij onveranderlijken stand van den poolarm dan glijdt de meetrol zonder draaiiende beweging. Om nu aan te toonen, dat men met dit instrument het opper vlak van vlakke figuren kan bepalen, bebben wij de volgende stelling Wanneer men de voerstift, langs den geheelen omtrek eener figuur beweegt lot dat zij in het aanvangspunt is teruggekeerd, dan is het verschil der aflezingen op de meetrol, bij het begin en bij het einde der beweging, vermenigvuldigd met een standvastig getal, gelijk aan het oppervlak der figuur. Bewijs. Verdeelen wij de figuur Zwaarvan het oppervlak Fig. 2, bepaald moet worden (zie fig. 2) in vierhoekige figuurtjes 1 m n g enz. wier overstaande zijden 1 m en g n concentri sche cirkelbogen zijn, uit de pool als middelpunt be schreven, terwijl de over staande zijden g 1 en m n uit het vereenigingspunt D van voer- en poolarm als middel punt beschreven worden. Wanneer men de afstanden 1 m, n g enz. zeer klein neemt, dan zal de som der

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1887 | | pagina 107