108 waarden toe te kennen vindt men de correspondeerende waarden van F. Zooals reeds ter loops is opgemerkt, geldt form (7) slechts wanneer de pool buiten de figuur is geplaatst. Is de pool binnen de figuur geplaatst dan kan men weer drie gevallen onderscheiden, namelijk 1. de omtrek der figuur ligt geheel buiten den ordinaten- cirkel. 2. de figuur ligt geheel binnen den ordinatencirkel. 3. de figuur ligt gedeeltelijk binnen, gedeeltelijk buiten den ordinatencirkel. In het eerste geval moet men, bij het door middel van den planimeter gevonden oppervlak, nog het oppervlak van den grond- cirkel optellen, omdat men, zooals uit form (5) volgt, slechts dat deel der figuur met den planimeter berekent dat buiten den ordinatencirkel gelegen is. In het tweede geval moet men, om het oppervlak der figuur te verkrijgen, het berekende oppervlak aftrekken van het opper vlak van den ordinatencirkel, omdat men met den planimeter niet het oppervlak der gegeven figuur berekent, maar dat der figuur, die begrensd wordt door den omtrek der gegeven figuur en den ordinatencirkel. Het derde geval kan uit de twee vorige gemakkelijk worden afgeleid. Het plaatsen van den pool binnen de figuur wordt in de prak tijk zooveel mogelijk vermeden om de moeilijkheid eener nauw keurige inhoudsbepaling van den ordinatencirkel te ontwijken. Wordt vervolgd. P. W. H. PAULUSSEN. (fig. 3) heeft in tegengestelden zin plaats van die bij het voeren der stift van n' naar g'. Daar echter de meetrol zich bij die twee bewegingen aan verschillende zijden van het middelpunt bevindt, blijft zij daarbij in denzelfden zin draaien. Red.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1887 | | pagina 112