125 Worclt nu bij het beurtelings omvoeren der rechtsgelegen figuren dezelfde inhoud gevonden als bij het omvoeren der daaraan syme- trische figuren, dan is aan 2° en 3° voldaan. Zijn die inhouden niet gelijk, dan moet hoek EgG grooter of kleiner gemaakt worden, naar gelang rechts of links de grootste inhoud verkregen wordt. Ten einde deze correctie te kunnen aanbrengen bij de onder II en III begrepen planimeters zijn aan het raam, dat de meetrol bevat, correctieschroefjes aangebracht. In plaats van bovenbedoelde figuren te construeeren kan men voor dit onderzoek met vrucht gebruik maken van de controle- liniaal of controle-plaat. En dit is zelfs aan te bevelen boven het construeeren van figuren, omdat dan de constructiefouten alsook die, welke ontstaan bij het rondvoeren uit de vrije hand, ver meden worden. Om na te gaan of aan 4° voldaan is, stelt men den voerarm achtereenvolgens op de in de tabel voor de verschillende schalen gegeven lengten, en beschrijft met behulp van de controle-liniaal cirkels van verschillende grootten en vermenigvuldigt de verkregen waarden volgens de meetrol met de in die tabel aangegeven waarden der noniuseenheid. De uitkomsten dezer vermenigvuldigingen moeten dan overeenstemmen met het berekende oppervlak van de om- gevoerde cirkels. Zijn zij kleiner dan het berekende cirkelopper vlak, dan moet de voerarm verkort, en in het tegenovergestelde geval verlengd worden. Opmerkingen van verschillenden aard. Bij het gebruik van de controle-liniaal is het aan te bevelen de voerstift, alsook de naald van de liniaal, met een gewichtje te bezwaren en bij de omvoering niet den knop van de voerstift maar de controle-liniaal vast te houden. Bij het omvoeren eener figuur moet men eenmaal in- en eenmaal tegen de richting van de wijzers van een uurwerk omvoeren en tot de het bepalen van het oppervlak het gemiddelde der aflezingen nemen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1887 | | pagina 129