136
ambtenaar evenwel, die tot een degelijk onderzoek in staat zou
zijn, ontbreekt het aan tijd. De ingenieur-vérificateur onderzoekt
in een of enkele dagen het werk van een of meer jaren.
Volgens het voorschrift meet hij één of meer lange lijnen en
ziet overigens eenige perceelen na. Onnoodig te zeggen, dat die
lange lijnen zich altijd zullen bevinden in open terreinen waarover
het uitzicht vrij is. De landmeter behoeft dus niet bijzonder
geslepen te zijn om te kunnen raden, welke gedeelten van zijn
werk aan dien proef kunnen onderworpen worden. Deze meet
hij dan met voldoende nauwkeurigheid, waartoe trouwens, bij den
gunstigen toestand van het terrein, geen groote inspanning of op
onthoud wordt vereischt.
Met de verificatiën van den controleur van de directe belastingen
(Ree. méth. art. 550 en 625) en den ambtenaar aan de centrale
administratie te Parijs drijft de schrijver den spot.
Om hazepeper te maken moet men een haas hebben en om het
werk van een landmeter te kunnen veriüëeren moet men
landmeter zijn. Wel is waar moet de adspirant-controleur, om
tot het examen voor surnumerair te worden toegelaten een kaart
van een door hem opgemeten terrein overleggen, maar men weet,
wat dit bewijs van bekwaamheid waard is. Schrijver zou bekwame
landmeters kunnen noemen, die zich voor ieder surnumerairs
examen als kettingtrekkers vermommen, om de heeren adspirant-
controleurs te helpen Bovendien, het landmeten is een wetenschap
en eene kunst, die voor zoo geringen prijs niet verkregen worden.
De kadastrale bureaux werden door de keizerlijke regeering be
volkt met personen, onbedreven in de praktische landmeetkunde
en daaraan is het waarschijnlijk wel toe te schrijven, dat de
jaarlijksche rondreis van den Parijschen ambtenaar tot nog toe
slechts ten doel had, de qualiteit van het papier der plans te
onderzoeken, enkele registers door te bladeren en te zien of alle
stukken goed zijn ingebonden, die behooren tot organisation,
que toute VEurope nous envië'
Doch de schrijver bepaalt zich niet tot het vermoeden, dat de