154
en Stücki geen grondige redenen zijn aan te voeren. Erkennende,
dat het bestuur moeielijke tijden heeft doorleefd, hoopt hij, dat
de bijval, dien hun streven voor het instandhouden van de Ver-
eeniging heeft ondervonden, de beide heeren van hun voornemen
zal doen afzien,
In verband daarmede stelde hij de volgende motie voor:
De Vergadering spreekt onder dankbetuiging voor hetgeen door
het Bestuur is verricht, om het voortbestaan der Vereeniging te
waarborgen den wensch uit, dat de heeren de Koningh en Stücki
hun mandaal met een jaar verlengd achten.
Nadat de heer Boer heeft aangetoond, dat eene goede uitlegging
van het reglement alleen de aftreding van den heer Hessels (niet
herkiesbaar) vordert, en de motie blijkbaar ten doel heeft, om
de beide andere heeren te bewegen tot het terugkomen op hun
voornemen, verklaart de Voorzitter, dat hij voor zich bezwaren
maakt, om aan te blijven, daar hij het beter acht, dat versche
krachten in het bestuur werden gekozen.
De motie wordt nu in stemming gebracht en aangenomen met
25 stemmen tegen 2 (blanco 5).
Aan het zoo duidelijk door de Vergadering uitgesproken verlangen
meenen de heeren de Koningh en Stücki geen weer
stand te mogen bieden, zoodat zij op hun besluit terug komen en
tot de benoeming van een derde bestuurslid wordt overgegaan.
Met 18 stemmen (de overige zijn verdeeld tusschen de heeren
Horsting, Lensink, de Haan, van Beek, Engelmann en Bonté) wordt
gekozen de heer J. F. H. Meijer te 's Hage. Tot Voorzitter wordt
op nieuw benoemd de heer de Koningh, die, bezwaar gemaakt
hebbende, om zijne benoeming bij acclamatie te hooren uitspreken
(voorstel van Dijk) 24 van de 32 stemmen op zich ver-
eenigt.
De Voorzitter vraagt of nog iemand iets in het midden wenscht
te brengen, waarop de heer Bonté spreekt over de vernieuwing