178 kunnen gemeten worden, verkrijgen tot standplaats een stee- nen pijler. Deze pijler bestaat hetzij uit een enkelen behouwen steen, lang genoeg om er de noodige vastheid in den grond aan te geven, of daar zulke groote steenen moeilijk te verkrijgen en duur zijn uit steenblokken, welke met cement gemetseld en buitendien door ijzeren stangen verbonden worden. Pijlers van baksteen moeten zooveel mogelijk vermeden worden, omdat deze door den invloed van het weder, voornamelijk door regen en vorst spoediger vernield worden en ook meer aan moed willige beschadigingen blootgesteld zijn. Om den pijler wordt eene vierzijdige pyramide opgericht en de spits met planken bekleed en zwart geverfd. Buitendien wordt een houten vloer gelegd om bij winderig weer het opstuiven van zand en stof te verminderen. Signalen met hoogere standplaatsen tot ongeveer 25 meter voor metingen en 30 meter voor heliotropen worden door de trig, afdeeling nog met zooveel stevigheid uit hout gebouwd, dat ook bij middelmatigen wind de waarnemingen nog met volle nauw keurigheid en vertrouwbaarheid gedaan kunnen worden. Dit is daaraan toe te schrijven, dat de ambtenaren voor het bouwen van signalen sinds jaren veel ervaring onder allerlei omstandig heden hebben opgedaan. Ieder hoog signaal bestaat uit twee deelen, die geheel onaf hankelijk en geïsoleerd van elkander staan, nl. de waarnemings pijler als standplaats voor het instrument en de daaromheen gebouwde steiger voor de waarnemers. De pijlers worden onderscheiden in hangende en staande. Hangende pijlers worden door schoren gedragen en reiken niet tot in den grond, doch laten zooveel ruimte over, dat het waar- nemingspunt geprojecteerd en centrisch vastgelegd kan worden. Zij kunnen aangewend worden als de hoogte van de standplaats voor de waarnemingen beneden 10 a 12 M. blijft. Voor hoogere standplaatsen bezigt men staande pijlers. Deze staan 1 a 2 meters in den grond, het vastleggen kan dus alleen excentrisch geschieden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1887 | | pagina 182