179
Voor het bouwen der pijlers Fig. 5.
bezigt men rechte boomstammen
van voldoende zwaarte, zoodat
de middellijn aan het boveneind
nog 0,25 a 0,30 M. bedraagt.
Zij worden door 4 schoren van
0,15 a 0,20 M. middellijn aan
het boveneind gesteund en vast
gehouden. Deze worden zoo hoog
tegen den pijler geplaatst dat het
aangrijpingspunt dicht onder den
later te leggen vloer van den
steiger voor de waarnemers gele
gen is. Verder moet de afstand
der voetpunten van twee dia-
gonaalsgewijs tegenover elkaar
staande schoren minstens gelijk
aan de hoogte van het aangrij
pingspunt zijn. Bij uitzondering
worden dubbele schoren gebezigd
(fig. 6) als enkele schoren niet lang genoeg zijn. In dat geval
worden de onderste schoren zoover uit elkander gezet als het aan
grijpingspunt van de bovenste schoren boven den grond bedraagt.
Ter verbinding van den pijler met de schoren brengt men
ijzeren bouten door beide heen, die aan het uiteinde eenen schroef
gang hebben ter opneming van een moer, die vast aangeschroefd
wordt. Om de ondereinden der stammen te bevestigen, worden
houten ankers aangebracht; bij lossen bodem worden buitendien
brokken steen in de gaten geworpen, met water geslempt en
vastgestampt. Het vastzetten van al het hout in den grond is
van het uiterste gewicht. Het boveneinde van den pijler wordt
van een vierkant tafelblad voorzien van 54 c.M. zijde en 9 c,M.
dikte, de hoeken worden afgerond.
Het geraamte van pijler en schoren moet vervolgens tegen