Eene Indische Verpondings-ordonnantie en bezwaren daartegen ingebracht door het Bestuur der N. I. Maatschappij van Nijverheid en Landbouw. Eene herziening der verponding in Ned.-Indië werd bevolen bij ordonnantie van 19 April 1886 Ind. Stbl. N°. 78, welker hoofd strekking uit de volgende bepalingen kan blijken. De belasting wordt geheven van de onroerende goederen, waar van volgens algemeene verordeningen bewijzen van eigendom of van een ander zakelijk recht zijn opgemaakt (art. 1.) In de belasting worden te zamen en in ééne som aangeslagen de nabij elkaar gelegen en aan denzelfden eigenaar toebehoorende en doorgaande te zamen in gebruik zijnde goederen (art. 4.) Zij bedraagt jaarlijks 3U percent van de verpondingswaarde, waarvoor bij gebouwen en aanhoorigheden tienmaal de jaarlijk- sche zuivere huurwaarde, bij andere onroerende goederen de verkoopwaarde genomen wordt. Bij de bepaling daarvan wordt rekening gehouden met de bekende koopprijzen onder gewone omstandigheden bedongen (artt. 3, 5 en 6.) De verpondingswaarde wordt telkens voor een tijdvak van vyf jaren vastgesteld door eene of meer commissiën, bestaande uit ten minste drie leden. De Gouverneur-Generaal bepaalt het getal commissiën, zoomede haar ressort en het getal leden en benoemt den voorzitter en de leden (art. 10.) De commissiën ontvangen de gegevens, die zij meenen noodig te hebben, en zoo zij zulks wenschen, voorlichting van door den G. G. of ingevolge zijne opdracht aan te wijzen ambtenaren of te benoemen sub-commissiën (art. 11.)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1887 | | pagina 191