22
Is eene grens bepaald door eene duurzame afscheiding bijv.
door een muurjadan is er voldoende openbaarheid van het
grensbezit en dan is er geen grensquaestie te vreezen. Zijn echter
de grenzen vaag of afwezigdan is er van openbaarheid door het
bezit dikwerf ternauwernood sprake. Kan men bijv. aan een boom
zien wie hem heeft geplantaan het graswie het maaitaan
het water, wie er in vischt of baggert, aan een sloot, door wien
ze is gegraven Is het den plantermaaier visscher of graver
aan te zien in wiens dienst hij isof hij bewust of onbewust
niet verder gaat dan de grensof hij handelt met of zonder be
paalde lastgeving Wie de terreinstoestanden niet uit ervaring
kent, zou zich licht door den schijn laten misleiden, als hij meende
te kunnen afgaan op zichtbare scheidingen. De eigenaars, huurders
enz. maken of stellen deze al naar een of ander doel of behoefte
voor het oogenblik het vorderen, dikwijls op eenigen afstand van de
grens zij hechten er geen grootere beteekenis aan, dan ze werkelijk
hebben nl. die van te zijn afsluitingenmaar geen eigendomsgrensen,
zelfs geen grenzen van het bezit.
In sommige terreinen van hooge waarde, bijv. in bouwterreinen,
zijn de eigendomsgrenzen soms slechts door kleine paaltjes aan
geduid, die gemakkelijk verdwijnen of verplaatst kunnen worden.
In andere terreinen, vooral als zij geringe waarde hebben, ver
plaatst zich een vage grensscheiding dikwijls door natuurlijke in-
(blz. 196 en 197). Maar de twijfel, die ik op blz. 465 jaarg. 1881 der
Economist (overdruk blz. 21) opperde, betrof de vraag, of dit bezit kon
beschouwd worden als een openbaar bezitindien het streed met rechts
geldige openbare gegevens, of het dus vatbaar bleef voor verjaring. Om
alle onzekerheid weg te nemenliet ik er daarom op volgen„Het
„positief specialiteits-principe zou in het negatief stelsel van openbaarheid
„door afzonderlijke wettelijke bepalingen moeten geregeerd worden, die
„verkrijgingen van gedeelten van perceelen tusschen naburige eigenaars
„in zekeren zin aan positieve openbaarheid onderwierpenzoodat de
„acquisitieve verjaring werd verbannen".
Men zie ook, wat ik schreef in dit Tijdschrift I blz. 38 en 39.