59
De belanghebbenden begeleidden den scheidsrechter naar het ter
rein, iedere partij wees volgens zijne meening de grens aan. Na volledig
plaatselijk onderzoek, viel de uitspraak, werd de ware scheiding getrok
ken en de twist beëindigd. De scheidsrechters werden uit het corps
staatslandmeters genomen. 2) Bij grensverschillen in de door de
Romeinen gestichte militaire koloniën deed men uitspraak volgens
het als volledig bewijs in rechten geldende grondplan, dat
in koper gesneden in het archief der volkplanting bewaard werd.
In het jaar 392 n. G. herstelde Keizer Theodosius II het
onderscheid van procedure tusschen grootere en kleinere grens-
twisten. Door Keizer Justinianus werd echter voorgeschreven, dat alle
vonnissen in grenszaken door de gewone rechterszouden geveld worden
die daartoe zoo noodig een zaakkundige konden raadplegen.
De laatste zekere sporen van het optreden van landmeters als
scheidsrechters, treffen we aan in den tijd der Oostgothen onder
Theodorick. (3) In het Westgothisehe recht behoefde het bewijs,
geleverd door het toonen der oude grenssteenen, alleen te wijken
voor boven alle verdenking verheven eigendom.
In latere wetgevingen, zooals in het Duitsche recht, was ook
voor het beslechten van grensverschillen in kort geding door
zaakkundigen gezorgd en men voorkwam deze twisten nog zooveel
mogelijk door de groote zorg, die men nam voor het behoud dei-
grenspalen, en de verzekering hunner onveranderlijke ligging.
Zoo werden in de gemeenten commissies in 't leven geroepen
bestaande uit zoogenaamde Feldgeschworenen, uitsluitend belast
met het toezicht op de grensteekens. Door veelvuldige rondgan
gen, geheime teekens bij of aan de steenen gebracht, trachtten
deze de palen tegen onwettige of toevallige verplaatsing te beveiligen.
Men beproefde hierdoor aan het gemis van een in rechten geldend beeld
van 't terrein eenigszins te gemoet te komen, wat echter wel dikwijls
tot moeielijkheden aanleiding zal gegeven hebben, vooral daar, waar
2) Zie gromatici veteres Blume II bl. 427 uitgave 1852.
3) Rudorft' gromat. instit. bl. 430 uitg. 1852.