61
rechtvaardig te beslechten. Verder moesten ze zich aan de
gewone manier van schouwen houden. Deze laatste vermaning
had betrekking op de te volgen richtingen en op de wijze van
dragen der besproken meetroeden. Was toch een stuk grond
publiekrechtelijk eigendom der gemeente of een weg in openbaar
gebruik, dan hield men de beide meetroeden bij het betreden en
overgaan dwars ter hand, daardoor zinnebeeldig aanduidende, dat
men hier recht van schouw had. Was een stuk grond privaat
eigendom of een weg als servituut in gebruik, dan had de
commissie wel het recht om de steenen, bij een servituutweg in
den hoefslag liggende, na te gaan, maar, volgens de costuijmen,
moest men bij deze handeling de meetroeden niet dwars,
maar op den schouder dragendit geschiedde om bij het volk de
overlevering van het particuliere bezit dier eigendommen levendig
te houden. Men doorliep de gemeente in voorgeschreven richtingen.
Bij de groote grenspalen aan de scheiding der gemeente, werd door de
commissie een hoopje aarde opgeworpen, waaraan ieder lid ver
plicht was een schop gronds toe te brengen, ten teeken van het
einde der schouwvoering.
Na afloop van den schouw werd zitting gehouden, de zaak
afgedaan en de akte opgesteld. Uit een dezer akten (a°. 1610) zijn de
voorgaande bijzonderheden geput. Deze commissies bestonden tot
aan de invoering van het Fransche recht.
Volgens de bankrechten van Meerssen (zie Slangen Bijdragen
enz. bl. 417) had de clingbank ook daar de beslissing in grens-
zaken. Voor het zetten van een paal kreeg het «gericht" den kost en
de richterbode een stuiver, waarvoor hij de gaten moest maken
Opmerkelijk is het, dat ook in Duitschland deze gebruiken hier en'
daar nog stand hebben gehouden. Zoo vindt men in bouwzaken,
dus in stedelijke burentwisten, in Hanau, een beslissend door
partijen gekozen nGanggericht" (s) In Frankfort heet men deze
rechters ünterganger"de handeling zelf Anlaif' of Untergang."
(5) Zie August Carl Han, Ganggerichte uitgave 1827,