DE VERJARING IN VERBAND MET DE BEWIJS KRACHT EENER KAART Lang reeds bestaat er een streven naar verbetering van een onzer gewichtigste Staatsinstellingen. De meening dringt door, dat het kadaster eene grootere rol behoort te spelen in onze maatschappelijke organisatie, dat er, vooral bij eene verdere ont wikkeling van ons rechtsinstituut op de eigendomsverkrijging, eene schoone toekomst voor is weggelegd. De overtuiging schiet wortel, dat daartoe de grondslagen van het kadaster moeten ver beterd worden. En het zijn voorzeker niet in de laatste plaats de juridieke grondslagen, welke onze aandacht eischen. Een heuglijk verschijnsel is het daarom, dat deze zijde van het kadastrale vraagstuk ook de belangstelling wekt van rechts geleerden, zooals blijkt uit de uitvoerige verhandeling van Mr. A c h t e r b e r g in de jongste afleveringen van het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde, (jaarg. II. bl. 154 en 185). Allereerst wil ik mijne erkentelijkheid betuigen voor de gema tigde en welwillende wijze, waarop de heer Achterberg een belangrijk deel der door mij ontwikkelde beginselen van een rechtsgeldig kadaster aan critiek heeft onderworpen. Voor zoover ik mij thans tot taak stel, zijne meeningen te weerleggen, hoop ik, dat het ook mij gelukken zal, den juisten toon aan te slaan. Geen beter blijk meen ik te kunnen geven van waardeering zijner po- Deze verhandeling werd door mij eenigszins verkort voorge dragen in de vergadering der Notarieele Vereeniging te Am sterdam op den 11 December 11. B

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1887 | | pagina 7