81
plaatsing van den abscissenwagen over eene lengte van 6 decimeters
en gebruik makende van de meetrol H. De correctie geschiedt
met de schroefjes h, h en h(, h|, (zie fig. 4 en 5).
Het onderzoek of de zoodoende gevormde regelmatige vierhoek
een rechthoek is, kan geschieden door met de vier piquoirs fijne
punten in een blad papier te drukken en na te gaan, of de beide
diagonalen gelijk zijn. De verbetering heeft plaats door verschui
ving van het liniaal, dat de piquoirs I en III verbindt, in de
richting van zichzelven en met de correctiesehroeven 1 en 2.
(zie fig. 1).
Om te onderzoeken of een der zijden III, IIIIV van den
rechthoek evenwijdig is aan de insnijding b van het liniaal E,
plaatse men de ordinatenwagen zoo nabij het liniaal A, dat die
wagen een afstand van vier decimeters kan doorloopen. In dezen
stand met de piquoirs II en IV fijne punten in een blad papier
gedrukt hebbende, bewege men den wagen, totdat de piquoirs
I en III op de plaats van II en IV gekomen zijn. Passen nu de
piquoirpunten niet in de punten op het blad papier, dan is aan
de voorwaarde niet voldaan en moet de lijn van beweging ver
plaatst worden, door gebruik te maken van de correctiesehroeven'
3 en 4, 5 en 6. Onderzoek en correctie der lle voorwaarde
geschiedt op overeenkomstige wijze als bij den ordinatenwagen.
Zijn de voorwaarden 9, 10 en 11 vervuld, dan staan ook de beide
insnijdingen a en b loodrecht op elkander.
Met het geregelde instrument werd een onderzoek ingesteld naar
de sub 6 en 7 genoemde voorwaarden. Vooraf werd daartoe de
hoogte der schroefgangen van de micrometers der beide wagens
bepaald. Die van den abscissenwagen werd uit 84 waarnemingen
afgeleid op 0,4722 mM., en voor die van den ordinatenwagen werd
uit 75 metingen gevonden 0,4753 mM. Vervolgens werd op
onderlinge afstanden van ongeveer halve decimeters op beide linialen
de verplaatsing op de meetrollen afgelezen voor 5 omdraaiingen
der micrometerschroeven, met de volgende uitkomsten