SECONDAIRE DRIEHOEKSMETING
Toen de Nederlandsche Commissie voor graadmeting en water
passing in hare missive van 28 Febr. 1885 aan Z.E. den Minister
van Binnenlandsche Zaken (Tijdschr. Ihl. 92) aandrong op ver
nieuwing der driehoeksmeting over Nederland, deed zij daarbij
twee motieven krachtig klinken.
Zij deed in de eerste plaats een beroep op het nationale eer
gevoel. Het gold toch de vraag, of Nederland in het beschaafd
en wetenschappelijk Europa zijne plaats zou handhaven.
„Doch er is meer" zoo vervolgde zij „niet alleen onze
„verhouding tegenover naburige mogendheden, en onze verplichting,
„om mede te werken tot het oplossen van belangrijke weten
schappelijke vraagstukken ook het onmiddellijke belang van ons
„land dringt tot het volbrengen van eene nieuwe driehoeksmeting.
„Het kadaster is in ons land tot stand gekomen zonder den
„steun van eene uitgebreide driehoeksmeting, doch even als in
„andere landenwaar men op dezelfde wijze is te werk gegaan
„heeft men zich ook hier genoodzaakt gezien, sommige gedeelten
„daarvan te vernieuwen. Men heeft deze hermetingen verbonden
„aan de driehoeksmeting welke vervat is in de Meetkunstige be-
«schrijving van Nederland, maar zonder het gewenschte doel te
„bereiken. Die driehoeksmeting tochhoewel alleszins voldoende voor
het doel tvaarvoor zij is uitgevoerd, mist de nauwkeurigheiddie
voor het kadaster noodzakelijk is l)
Regeering en Vertegenwoordiging lieten zich overtuigen, de com
missie toog met toewijding aan het werk. Den stand der voor
bereidende werkzaamheden kan men nagaan in het verslag over 1885
(Tijdschr. IIbl. 127) en in het hier voorafgaande verslag over 1886.
Zullen inderdaad de resultaten van dezen uitermate belangrijken
Wij cursiveeren.