104
De aflezingen bij de hoekmeting worden opgeteekend in trig.
Form. 1
De berekening der rechthoekige coördinaten van depolygoonpnnten
geschiedt in aansluiting aan de coördinaten der trigonometrische
punten in trekken, zoodanig, dat hiermede bij een trigonometrisch
punt of reeds berekend polygoonpunt wordt begonnen, om op
een ander trigonometrisch punt of reeds berekend polygoonpunt
af te sluiten.
Heeft men niet kunnen verhoeden dat in een polygoontrek
enkele tegen de richting van den trek belangrijk zijwaarts uitwij
kende gedeelten voorkomen, dan kunnen deze, door hulpzijden,
door berekening te vinden uit de gemeten zijden en hoeken,
afgesneden, en na berekening van den hoofdtrek als afzonderlijke
polygoontrelcken berekend worden.
Bij polygoontrek-vertakkingen worden, in de hiervoor geschikt
geoordeelde gevallen, de knooppunten berekend uit de uitkomsten
van alle afzonderlijke, op het knooppunt uitloopende trekken.
Ten behoeve der coördinaten-berekening, uit te voeren in de
trig. Form. 19, 20 en 21, van welke later voorbeelden zullen
worden gegeven, worden de brekingshoeken der polygoontrelc
ken bij berekening van knooppunten taksgewijze opgeteld;
en bij het trigonometrische punt dat het eind van den trek vormt,
of op het knooppunt, of het reeds berekende polygoonpunt, mot
behulp van aan- en afsluithoek, en aanvangs- en eindneiging, ver
geleken tegen het bedrag dat moet worden verkregen.
Het aanwezige verschil verdeelt men gelijkmatig over de enkele
hoeken van den trek of den tak, wanneer bizondere omstandig
heden niet nopen tot eene verdeeling welke doelmatiger schijnt.
De_totale hoekfout van den trek of den tak, mag het bedrag
van 1,5 Fn minuten oude graadvercleeling, of van 3 ^n minuten
Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde. Jaargang I. (1880,)
geeft op blz. 185 een gewijzigd model. De proefmeting, blz. 194, 3e regel
v. o. wordt weggelaten.
