125
Behalve de eigendomsgrenzen worden ook opgenomen alle
grenzen van perceelen, die, hoewel aan denzelfden eigenaar toe-
behoorend, in het grondboek op verschillende bladen voorkomen
of verschillend bezwaard zijn; verder de grenzen van spoorwegen,
openbare en private wegen, van dijken, beken en van slooten, als
deze duurzaam voor de exploitatie van den grond gebezigd worden,
de grenzen der hoefslagen op groote goederen, de cultuurgrenzen,
alle grensteekens zoo onder als boven den grond, de hekken, heggen,
wallen, greppels, muren enz. de genommerde steenen langs de
wegen, de bruggen, sluizen, veeren, overlaten, wegwijzers enz. enz.
Al die grenzen vormen echter op de kaart geen perceelgrenzen.
Onder een perceel wordt in het algemeen verstaan eene opper
vlakte gronds welke:
a. Aan één eigenaar toebehoort, in het grondboek (waar dit
ingevoerd is) een afzonderlijk recntsobject vormt en volgens de
voorschriften op één leggerartikel moet vermeld worden;
l. In één gemeente en één blok (Gewanne) gelegen is
c. Van één soort van cultuur is, voor zoover de cultuurgrenzen
vast en duurzaam zijn.
Deze algemeene regel wordt door allerlei bepalingen nader om
schreven, verschillende uitzonderingen zijn toegelaten. Zoo
vormen bijv. heggen, hekken', breede en diepe slooten, openbare
wegen, die eene onveranderlijke plaats hebben, de grenzen van
afzonderlijk geëxploiteerde hoefslagen enz. meestal perceelgrenzen.
De overige grenzen, de platte gronden van gebouwen, de wegen,
beken, bruggen enz. worden alleen opgenomen voor de topogra-
phische volledigheid der kaart. Ter vereeniging onder één nommer
der deelen van een perceel enz. bezigt men kleine haken op de
kaart, het veldwerk enz.
Ter opmeting van bovengenoemde grenzen en voorwerpen bin
nen de meestal door polygoonzijden ingesloten blokken worden
rechte lijnen uitgebakend, nl. eerst de hoofdlijnen, aan driehoeks-
Anw. VIII 29.