135 loodlijnen, verlengden, enz. in rood, de perceelgrenzen in dikke de overige in dunne zwarte lijnen. De meetcijfers en de teekens voor grenzen, (steenen, hekken, heggen, wallen, slooten, greppels en muren) worden te velde in zwarten inkt opgeteekend. In ongunstig terrein of bij slecht weder is het geoorloofd de resultaten der meting voorloopig met inkt in een veldboek op te nemenbezigt men potlood wegens on gunstig weder, dan moeten de aanteekeningen thuis in inkt wor den gezet, doch zoodanig dat de meetcijfers in potlood leesbaar blijven. Op iedere bladzijde van het veldboek wordt verwezen naar het nommer van het veldwerk en dit geregeld bijgehouden. Het maken van losse aanteekeningen is verboden. De aanteekeningen op het veldwerk moeten zoo duidelijk zijn en het verband zoodanig aangeven, dat ieder deskundige ze kan lezen en de kaarteering uitvoeren. De meetgetallen voor de inbindingspunten van meetlijnen wor den enkel, die voor de eindpunten dubbel onderstreeptde letter D voor het meetgetal geeft aan, dat het punt door een draaineer- buis is verzekerd. Indien de ruimte op een gedeelte van het veldwerk te klein is, om al de meetcijfers te kunnen bevatten, dan wordt dit met een paarsch biesje omgeven en op den rand op grootere schaal ontwikkeld. Zoo spoedig mogelijk nadat de perceelmeter een blad veldwerk heeft, ingeleverd, gaat men over tot het berekenen van de coör dinaten der kleinpunten en tot het kaarteeren op het minuutplan. Aan het laatste gaat eene vergelijking van het veldwerk met het terrein vooraf. Naar aanleiding van vergissingen of van verschillen, die de grenswaarden overschrijden, ontdekt bij de berekening of kaartee ring, wordt eene lijst opgemaakt, waarin men aangeeft, waar de fout vermoedelijk schuilt, doch zonder haar bedrag op te geven of te vermelden dat de betrokken afstand te groot of te klein is gemeten. Deze lijst met het veldwerk wordt den perceelmeter ter

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 141