Iciü
hand gesteld. Hij teekent bij zijn onderzoek de uitkomsten der
nameting aan in een afzonderlijk veldboek, waarin geene andere
meetcijfers mogen overgenomen worden, en geeft terzijde van de
lijst op beknopte wijze rekenschap van de afdoening der posten.
De onjuiste meetgetallen worden met rooden inkt verbeterd en
zoo doorgeslagen, dat zij leesbaar blijven.
De nommering der perceelen geschiedt voorloopig op het veld
werk in blauwen inkt, de definitieve nommers schrijft men er
later in rood (vermiljoen) boven.
De eigendomstoestand, zooals die op het terrein is gebleken,
wordt in de perceelen geschreven, nl. de namen, voornamen,
beroepen, woonplaatsen en huisnommers der eigenaars en de soort
van eigendom de laatste door één aangenomen letter (bijv. A.
akker). Is de ruimte daarvoor onvoldoende, dan mag men de namen
enz. der eigenaars ter zijde van bet veldwerk of op den achter
kant vermelden met verwijzing naar de perceelnommers.
Zijn de veldwerken van een of meer bladen der kadastrale kaart
gereed, dan worden zij den eigenaars voorgelegd, daartoe door
den burgemeester opgeroepen. Een daarbij gevoegd protocol vermeldt
voor iederen eigenaar den naam, voornaam enz. en de voorloopige
perceelnommers. Door zijne naamteekening op het protocol erkent
de eigenaar dat de veldwerken hem zijn voorgelegd, dat zijne
perceelen, zijne grenzen enz. hem daarop zijn aangewezen en hij
daardoor de overtuiging heeft verkregen van de juistheid der om
schrijving en begrenzing van zijne eigendommen. De medewerking
der eigenaars is evenwel hiermede niet afgeloopen, zooals nader
zal blijken.
Verband tusschen het oude en het nieuwe kadaster. Voor een
juist verband tusschen het oude en het nieuwe kadaster en tevens
als hulpmiddel bij de verdeeling eener gemeente in bladen en van
ieder blad in veldwerken legt men reeds vóór de meting schetsen
(Voirisse) aan, door de kaarten van het oude kadaster te kopiëeren
of te vergrooten. Deze schetsen houdt men tijdens de opneming