147
kaarten onder het Nederlandsch bestuur vóór 1825 alle zorg is
besteed, dientengevolge kunnen aan ieder kantoor van bewaring
wel eenige gemeenten worden aangewezen welker plans, wat be
werking betreft, als voorbeelden kunnen worden gesteld. Zij
vormen echter in verhouding tot het aantal onvoldoende plans
eene zeer kleine minderheid.
De voor de kaarten aangenomen schaal is die van 72500.
Steden en dorpen zijn echter veelal op '/1250 afgebeeld; daaren
tegen zijn er ook weder andere plans op '/5000 vervaardigd.
Als men nu in aanmerking neemt dat voor de schaal 72500
2500 millimeters of 2,5 meters op het terrein slechts één milli
meter op de kaart beslaan en de plaats, die op het papier door
een passerpunt bedekt wordt, nog bijna een halve meter lengte
op het terrein voorstelt, zoo is het klaar dat zelfs bij de uiterste
nauwkeurigheid de perceelgrenzen niet juister dan op ongeveer
30 centimeters kunnen worden uitgepast.
Ofschoon er dikwijls in geschillen moet beslist worden over
smaller gedeelten grond, biedt de kaart daarvoor dus geen hulp
middel aan; menig landmeter zal zelfs huiverig zijn, ook bij een
zorgvuldig geteekend plan, aan zijne opgaven deze nauwkeurig
heid toe te kennen. In de aangenomen schaal ligt dus mede
een oorzaak die beperkend werkt op het vertrouwen dat men aan
de kadastrale kaart kan schenken. Het bestuur heeft de fout
begaan geen zorg te dragen voor de schetsen die de landmeter
op het terrein vervaardigde, waarop al de maten zijn aangetee-
kend die bij de opmeting zijn genomen en die de gegevens bevatten
waaruit de kaart is saamgesteld. Het groote nut dezer schetsen
veldaanteekeningen genoemd wordt thans ten volle erkend.
Zij verschaffen veelal het middel om, onafhankelijk van de schaal
der kaart, de eens bestaand hebbende afmetingen te kunnen terug
vinden.
Een groot gebrek van de meeste kaarten treedt nog te voorschijn
als men beproeft twee bladen aan elkaar te sluiten, gewoonlijk
zal men bevinden dat de lijnen die de grens der kaarten vormen