163 gemeten zijn, in ons land komt dit bij het kadaster, voor zoover mij bekend, niet voor; de methode wordt bij theodoliet-meting alleen toegepast wanneer— e zeer klein is, ongeveer 1' oude graadverdeeling, 0,0003, niet te boven gaat. Langs verschillende wegen lean men er toe geraken alle brekings- hoeken, of het meerendeel hunner, te veranderen. Laten wij b. v. de neigingshoeken der n1 polygoonzijden afwisselend in v e en v 2 e overgaan, dus wijzigen. De verschillende teekens voor e zijn een gevolg der omstandig heid, dat de hoekfout qp vernietigd wordt, gedeeltelijk door ver grooting, gedeeltelijk door verkleining der brekingshoeken. Wanneer n-1 een even getal is, dan moet de afwisselende wij ziging der neigingshoeken, e en 2e, bij een der polygoonzijden van den trek verbroken worden, en de enkelvoudige wijziging e of de dubbele wijziging 2e, tweemaal opeenvolgend worden aange bracht, teneinde te vermijden dat de laatste neigingshoek, en daardoor de afsluithoek, de dubbele wijziging 2e ten deel valt. Bij een polygoontrek van n-1 =4 zijden, wijzigt men dus de neigingshoeken in waardoor de brekingshoeken veranderen in: de brekingshoek in het midden van den trek blijft dientengevolge onveranderd. De toepassing van dit beginsel vormt de vergelijkingen (28) en (29) om, tot: (72) [z/g] [v] (st 4- dsjjsin^i 4-e)4-(s2 ds2)sin(i>2 4-2e)4- "f" (^n-2 4- <lsn-Q)sin (Vfi-O -p 2e) j- (Sn-i 4~ ^s*n-i) sin (ï'n-i -j- e)^= lyJ, (73) [,J%] -f- [w] (s4-i dSj)cos(«'i 4-e)4-(?2 4-<ls2) cos (i»2 +2e)4-... »'i ^2 4- 2f, V3 4- e, i>4. 4- 2e,. vn-3 j'n-a 4- 2 e, vn.i e, worden, dan zullen de brekingshoeken zich met -t- 4-6, 4- v\ 4- e, va 4- 2e, v% 4- 2e, ^4-f 4~e, 4-e, 0, e, e,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 169