179
opmaken eener kaart, die den bestaanden eigendomstoestand met
ontwijfelbare zekerheid aanwijst en de meest ingrijpende hervorming
kan het minst zulk eene kaart ontberen, terwijl omgekeerd een
fiskaal plan, waarop de perceelgrenzen alles kunnen beteekenen,
behalve wat juist noodig is, op elke hervorming belemmerend
zal werken.
Hieruit leidde hij af, dat de grondslagen naar welke de kaarten
moeten opgemaakt worden, zoodanig behooren gekozen te worden,
dat elk stelsel er op gebaseerd kan worden, hetgeen alleen moge
lijk is, indien de grenzen juridiek worden vastgesteld, bewijskracht
aan de meting wordt gegeven, voor de bijhouding een duurzame
technische grondslag wordt gelegd en elke vermenging met fiscale
elementen wordt vermeden.
Voor eene goede boekhouding achtte hij die op liet perceel verre
verkieselijk boven die op naam. Eene gezonde en rationeele
toepassing der eerste zou er toe moeten leiden, aan elk perceel
een hoofd te geven.
Zulk een boekhouding is thans onmogelijk door het groot
aantal perceelnummers en door de jaarlijksche belangrijke ver
meerdering van dat getal, die voor verreweg het grootste deel
niets met eigensdomsverandering te maken heeft.
Hij wees op de moeilijkheden die zulk een groot aantal per-
ceelnunnners en die voortdurende verandering in het kenmerk
van het perceel uitoefenen op het onderzoek naar bezwaardheid
van onroerende goederen en op het daarin gelegen bezwaar eener
verandering der boekhouding, waarop de Staatscommissie van 1867
was gestuit, welke commissie bij die gelegenheid reeds had ge
wezen op de wenschelijkheid eener juridieke afbakening en
eener splitsing van het kadaster voor belastingen en voor eigen
domsrechten.
In verband hiermede haalde hij de uitspraak van een ander
deskundig college aan, nl. de Vereeniging van hypotheekbewaar
ders, die o. m. de wenschelijkheid had uitgesproken, om aan het
kadastrale plan bewijskracht toe te kennen en de vernummering