Ons Kadaster en de driehoeksmeting van Kraijenhoff. Ons kadaster kwam in 't begin dezer eeuw tot stand en had eene gelijkmatige verdeeling en eene regelmatige heffing der grond belasting tot doel. Het bleek reeds spoedig, dat er behoefte was aan een kadaster, hetwelk een uitgebreider bestemming had, doch bij gebreke daaraan werd gebruik gemaakt van dat, uitsluitend opgericht voor de grondbelasting. De staat zelf gevoelde in de eerste plaats de noodzakelijkheid dezer inrichting voor uitgebreider doeleindenwant 6 jaren, nadat de opmetingen enz. voltooid waren, werd bij circulaire 612, Kon. besluit van den 8 Aug. 1838, Min. res. 23 Aug. 1838, art. 9 bepaald, dat de aard en ligging der goederen in alle akten, vonnissen, enz. bestemd ter over of wschrijving, aangeduid zouden worden door sectie, nommer en grootte volgens het kadaster. Tegenwoordig wordt nog bij uitzondering eene andere grootte, behalve de kadastrale in de akten enz. genoemd. Art. 3. der wet op de onteigening van den 28 Aug. 1851 St.bl. n° 125 beschouwt als eigenaren, die als zoodanig in de registers van het kadaster voorkomen. Het publiek verlangde nog meer en wel, dat verloren geraakte eigendomsgrenzen door middel van kadastrale gegevens weer op het terrein uitgezet zouden kunnen worden. In nog vele andere gevallen wordt er dikwijls van het kadaster gebruik gemaakt of liever tracht men dit te doen. Het is, behoudens dat van enkele gemeenten of gedeelten daarvan, voldoende voor het doel, waarvoor het opgericht is, doch

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 18