188 van andere inlandsche vorsten, hetzij van vreemdelingen, een onaf hankelijk gebied te verzekeren. Op dezen regent vestigde Both het oog voor de bevordering zijner plannen en werkelijk gelukte het hem in Januari 1611 verlof te krijgen tot het bouwen van een klein steenen huis, nabij de hoofdplaats Jacatra, waar hij een posthouder vestigde. P. Both vertrok naar de Molukken en kwam eerst in October 1613 op Java terug. In dien tusschentijd (1612) was het den commandeur H. Brouwer gelukt van den regent van Jacatra een stuk grond in eigendom te bekomen dat beter gelegen was dan het vorige »vooraen int incomen jegenover de stadt, hebbende aen de westzijde de rivier (de Tjiliwong) ende aen de noordtzijde de zeestrant". Dit stuk grond was waar schijnlijk gelegen ter plaatse waar thans het stadhuis staat, of in de nabijheid daarvan. Brouwer betaalde daarvoor aan den regent eene som van 1200 realen van achten f 3000.) De uitge strektheid bedroeg, eigenaardig in zeemansmaat uitgedrukt, 50 vadem in het vierkant. -) Was het feit van dezen aankoop op zich zelf reeds belangrijk, omdat het der Compagnie nog nergens op Java gelukt was een stuk grond in eigendom te verkrijgen (te Bantam en Grisee had zij slechts gebouwen kunnen huren) in zijne gevolgen zou het nog veel grooter beteekenis erlangen. Door allerlei oorzaken, die hier niet behoeven te worden uit eengezet, nam de kleine loge te Jacatra meer en meer in belang rijkheid toe. Zij werd, bij de steeds vermeerderende verwikke lingen met Bantam, het magazijn van de kostbaarste goederen der Compagnie, die men te Bantam niet meer veilig achtte, en tevens de bewaarplaats van het grootste deel der contanten. Gelegen te midden eener halfwilde bevolking, die over het mijn Missive van H. Brouwer aan de Bewindhebbers van 27 Juni 1612. Medegedeeld in de Jonge, Opkomst van het Ned. gezag over 0.1. dl. IV. 1. v. d. Chijs. De Ned. te Jacatra. (Amst. F. Muller 1860) bladz. 10 en 11.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 194