189 en dijn nog slechts zeer elementaire begrippen had, bovendien aanhoudend in gevaar van de aanslagen, zoo van de zijde van Bantam en van de Engelschen, als van andere inlandsche vorsten, die van eene blijvende vestiging der Nederlanders dezelfde gevolgen duchtten als zij vroeger van de Portugezen hadden ondervonden, deed zich reeds terstond de behoefte gevoelen, de kleine nederzet ting, ten minste tegen een coup de main, te vrijwaren. 1 erstond na den aankoop van den grond had de raad van Indië Theunemans een aanvang gemaakt met het bouwen van een steenen huis, dat ^Nassau" genaamd werd en dat van eene ver dieping voorzien was, ingericht tot woning voor compagniesdie naren, terwijl de ruimte gelijkvloers voor pakhuis gebruikt werd. Op gelijke hoogte als de verdieping was een rondloopende gaan derij aangebracht, waar desnoods soldaten konden geposteerd worden. Het erf was verder bebouwd met eene menigte bamboezen hutten en loodsen, terwijl het geheel omgeven was met eene palissadeering. Langzamerhand was deze zeer primitieve versterking door aarden wallen krachtiger gemaakt, en dit geschiedde in lijnrechten strijd met het contract dat de Compagnie aan den regent van Jacatra verbond en tot groote ergernis en misnoegen van dit inlandsche hoofd. Aan pogingen om den Nederlanders het opwerpen van nieuwe verdedigingsmiddelen te beletten ontbrak het dan ook niet en al de wilskracht en voortvarendheid van Jan Pieter Zn. Coen, die op 18 November 1614 tot directeur-generaal van alle kantoren in Indië en president van die te Bantam en Jacatra was benoemd, werd dan ook vereischt om bij het eens begonnen werk te volharden. De gespannen verhouding tot den regent van Jacatra, de voortdurende kuiperijen van en twisten met den sultan van Bantam en de naijver der Engelschen leidden dan ook in het laatst van 1618 tot openbare vijandelijkheden tegen de Nederlanders, en toen in December 1618 vijftien Engelsche schepen onder Thomas Dale voor Bantam waren aangekomen met het doel de Nederlanders uit geheel Indië te verjagen, voelden

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 195