193
„bouwen en vruchten daarvan te genieten, daar en zoo, als zij
lieden ten dienste van de Compagnie zullen bevinden te behooren.
Ziedaar dus den particulieren grondeigendom geboren.
Wel is waar, hadden deze bepalingen slechts betrekking op
de toenmalige bezittingen der O. (1617) maar bij het later ont
staan van andere groote nederzettingen van Europeanen, zooals
te Samerang en te Soerabaia, werden de plakaten voor Batavia
in hoofdzaak gevolgd.
Onmiddellijk na de verovering van Jaeatra schijnen vrijburgers
en waarschijnlijk ook C»es. dienaren gedeelten van het door de be
volking verlaten terrein in bezit te hebben genomen.
Immers, nadat reeds bij plakaat van 29 Maart 1620 een bail-
luw was aangesteld over „de stad Jaeatra, de jurisdictie en
„domeinen van dien," en bij dat van 1 Juli d. av. een Col-
legie van schepenen werd ingesteld „om als wethouders deser stede
„alle justitie in civile zaken te administreeren en de exerceeren,"
volgde op 18 Augustus van hetzelfde jaar het eerste plakaat dat
den aard der rechten op de uitgegeven of in bezit genomen gron
den regelde, belastingen op die bezittingen in het vooruitzicht
stelde, eene eerste poging bevatte lot kadastreering dier rechten
en tevens de wijze van overdracht en de openbaarheid der regis
ters voorschreef.
„Aengaende", zoo heet het daar, „de uytgegeven erven ende
„fruytboomen, dat men deselve hout als te leene gegeven, de
„besitters ofte bruckers van dien; ende dat derhalven in tijden
„ende wijlen, als het den Heere Generael ende synen Raden oir-
„baer sal duncken, bij de voors: bezitters ende bruckers hiervan
De Compagnie achtte zich door de verovering van de hoofdplaats Jaeatra
eigenares geworden, van al het land, dat begrensd werd: Ten Westen
door „de limietpalen des rijkx van Bantam," ten Zuiden „soo verre het
„landt streckt, tot aen de Zuyderzee toe; ten Oosten, „de limiten en de
„jurisdictie van Cheribon" en ten Noorden „d'eylanden dwers in zee
„ende langhs de cust onser jurisdictie." (Instructie voor den bailluw.)
Tijdschrift Kadaster 1888. 13