210
van een wettelijke bepaling, ieder denkbeeld vervalt aan een werking
tegenover derden.
Het ontwerp van 1870 gebruikt deze woorden echter in een zeer
beperkte strekking. Het laat extractsgewijze overschrijving der akte toe
en daarop volgen de woorden Wat niet is overgeschreven,
kan niet tegen derden werken. Doch ik wenschte deze
woorden in punt 5 tot een der hoeksteenen te leggen van het gebouw.
Het is het kenmerk van het zakelijk recht, dat de gevolgen der per
soonlijke verbintenis blijvend zijn en tegenover derden kracht hebben.
Dit kan dan alleen plaats hebben, waar de wet dit toelaat, doch in
al die gevallen moet steeds de openbaarmaking voorop staan van het
tegen derden rechtgevend beding.
Doch in de 3e plaats, niet alleen uitbreiding, ik wil soms wijziging
van de voorstellen der Commissie. Ik deed dit in punt 6: Vorm van
in- en overschrijving. De Commissie wilde in den bestaanden toestand
eenige wijziging brengen. Zij wil voor de inschrijving maar één borderel,
en onderscheidt dan of dit onderteekend is door den ambtenaar, die de
akte maakte, of door een ander.
//Indien," zoo zegt zij, //de ambtenaar, die de akte maakte het borde-
//rel teekent, is het bestaan der akte buiten allen twijfel." //Indien
//echter de schuldeischer of een derde het borderel onderteekent, moet
//een expeditie der akte worden overgelegd." Zij beoogde hiermede //een
inschrijving onmogelijk te maken, waartoe de rechthebbende geen toe
stemming had gegeven." Wordt dat doel door haar bereikt Het blijkt
mij niet of dit afschrift wordt teruggegeven. Ik geloof, dat zij zich
tevreden stelt met een vertooning van het afschrift. Is dit het geval,
dan legt zij een bevoegdheid op den bewaarder, die in strijd is met het
negatief stelsel. Men verlaat dit, als aan de gedane inschrijving van
een door een derde onderteekend borderel de legale zekerheid wordt
vastgeknoopt, dat een afschrift van den titel aan den bewaarder ver
toond is. Doch waartoe moet toch die vertooning dienen Op het
voorbeeld der Belgische wet meende de Commissie meerder zekerheid te moe
ten geven aan derden, dat de verleende hypotheek door den rechthebben-
d e was gegeven. Men zal hierdoor wel niet bedoelen, dat de derde in die in
schrijving het bewijs mag zien van de bevoegdheid van hem die verbindt of
inschrijving neemt, want men zou zich dan geheel bewegen op hot gebied van
het positief stelsel; het eenige, wat men beoogt, is de zekerheid, dat de
inschrijving is voorafgegaan door een authentieke verbintenis.