212 geschieden door de overschrijving van een door den notaris onderteekend borderel, onder overlegging van een afschrift van den titel. Voor deze regeling gelden dezelfde redenen als voor hypotheken. Slechts datgene moet openbaar gemaakt worden wat bestemd is om tegen derden te werken en wat partijen wenschen openhaar te maken moet uit een van haar afkomstig borderel blijken. Bovendien moet de derde het gerecla meerde recht kunnen toetsen aan den titel. Ik zou zeggen: deze wijziging is het ei van Columbus. Trouwens, ik zou de Columbus niet zijn. Het is reeds herhaaldelijk uitgevonden. Ook onze Voorzitter stelde het meermalen voor. Maar de zaak bleef zooals zij was en de Commissie had er vrede mede. Doch van welk een ontzachlijken arbeid zouden de bewaarders ontheven worden, indien het eens mocht dagen in het Oosten! Het bezwarende overschrijven van de lijvige stukken, die onze registers vullen, zou vervallen. Men zou ons niet meer plagen met het onmogelijke collationneeren. De weg zou gebaand zijn voor een betere regeling van het salaris. O! zoo gaarne zag ik paal en perk gesteld aan dat eeuwig schrijven op een bewaring. Het kost een schat van tijd; het houdt de afdoening van zaken tegen. Men krijgt langs den weg, dien ik voorstelde, op veel eenvoudiger wijze veel meer beteekenend werk. Welnu! Ik roep de hulp van mijn collega's in en waag een poging om ons te verlossen van dien Sisyphus arbeid. Ik maak ook opmerkzaam op het gevaar, dat de voortdurende aanwas van al die afschriften van afschriften met zich brengt. De tijd is te berekenen, waarop de aarde overdekt zal zijn met registers van over schrijving. Wij weten, hoe kort geleden een vindingrijk man, om dien aanwas een weinigje tegen te gaan, bedacht heeft om de registers van onderzetters, alsof het lakensche pakjes waren, het binnenste buiten te keeren, maar wat beteekenen die registers tegenover die van de overschrijving Zoo wenschte ik ook gewijzigd te hebben wat de Commissie voorstelt omtrent het gebruik van gedeeltelijke nommers. In punt 13 stel ik hieromtrent een radicalen maatregel voor, maar beducht, dat deze niet in den smaak dezer vergadering mocht vallen, verbond ik er een subsi diair voorstel aan, waaromtrent ik mij vlei, dat wij het wel eens zullen worden. In de 4e plaats heb ik het gewaagd in punt 7 en 11 voorstellen te doen, die in strijd zijn met het werk der Commissie. Wat punt 7 betreft, doe ik dit nog al onversaagd. Gelijk men weet is over de doorhalingen al vrij wat te doen geweest. Ons burgerlijk wetboek huldigde ook hier, al was het niet in bijzonder stellige termen,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 218