226 1678 niet meer voor. Slechts onderwerpen van betrekkelijk onder geschikt belang werden geregeld. Trouwens, de tijden waren er in de eerstvolgende jaren niet naar, om de ontwikkeling van landbouw of nijverheid te bevor deren. In de jaren 1628 en 1629 had Batavia twee scherpe belegeringen te doorstaan van de legers des Soesoehoenans van Mataram en al werden, nadat die beide aanslagen waren verijdeld ook geen directe pogingen om de stad te vermeesteren meer gewaagd, toch bleven nog gedurende vele jaren stroopende benden, door den Soesoehoenan afgezonden, de omstreken van Batavia onveilig en den landbouw buiten de wallen onmogelijk maken. En toch had de Gompie groot belang bij de ontwikkeling van den landbouw. Heerschte vóór het uitbreken van den oorlog met den Soesoe hoenan reeds dikwijls rijstgebrek te Batavia: toen na de eerste open bare vijandelijkheden den toevoer van rijst van Java's kusten geheel ophield, moet die schaarste dikwijls tot hoogen nood gestegen zijn. Wel liet de Hooge regeering voortdurend rijst uit Vóór- en Achter-Indië en van Sumatra aanvoeren, maar daarmede kon in de behoefte niet worden voorzien. Toen dan ook na 1635 de evengenoemde strooptochten ver minderden en in 1646 na den dood van den Soesoehoenan Hagoeng de vrede met het rijk van Mataram gesloten werd, liet de Regeering niet na de bebouwing van Batavia's omstreken niet slechts aan te moedigen, maar zelfs te gelasten. Onder den invloed van dezen machtigen druk werd sedert 1635 in de ommelanden niet alleen rijst verbouwd, maar ook moes kruiden en suikerriet, terwijl zelfs de aanplant van indigo, echter zonder goed gevolg, werd beproefd. De landbouw was echter voornamelijk in handen van Ghineezen, waartoe niet weinig mede gewerkt hebben het streven van de Bewindhebbers in Nederland, meer nog dan van hunne vertegen woordigers in Indië, om de vrij-burgers zooveel mogelijk te beletten tot eenigen welvaart te geraken.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 232