228 De poenaliteit was verbeurd en in commissium, vervallen verklaring van de vaste goederen, rentebrieven of „g'adepositeerde „penningen", welke een repatriëerende „sinisterlyck ofte door een „tweede ofte derde bant alhier voor sich behouden" mocht hebben. Binnen de grenzen echter door haar voorgeschreven, zag de Indische regeering de toeneming van het grondbezit gaarne en moedigde zij door verschillende faciliteiten het aanvragen van gronden en door strafbepalingen, en bebouwing daarvan aan. Ook bezigde zij herhaaldelijk de uitgifte van gronden als een goedkoop middel om sommige openbare werken tot stand te brengen. Zoo was o. a. door de verlegging van den ouden loop der Tji-liwong een gedeelte van de oude bedding droog geworden, maar nog niet gedempt. Om dit nu zonder kosten uitgevoerd te krijgen werd bij plakaat van 7 April 1639 aan allen „die de „oude bedding vullen ende voorts van waeter tot lant maecken" wilden, het daardoor te verkrijgen terrein afgestaan. Zoo werd bij plakaat van 4 September 1649 bepaald, dat alle, reeds afgestane of alsnog af te stane, woeste gronden, gelegen in de omgeving van Batavia, bij den eersten verkoop vrij zouden zijn van „alle, 's Heeren daertoe staende gerechtigheyt". Maar zoo werd ook bij plakaat van 28 Mei 1654 aan alle eigenaren van landen in de nabijheid van Batavia gelast, binnen den tijd van zes weken aan te vangen met de bebouwing hunner landen en tuinen en wel op straffe van verbeurdverklaring dier goederen, terwijl hun tevens werd gelast de wegen langs hunne landen in orde te brengen, op straffe vanvoor de eerste maal eene boete van 100 realen en bij voortgezet verzuim verbeurd verklaring van het land. Door of niettegenstaande alle in de voorgaande bladzijden geciteerde bepalingen breidde zich het particulier grondbezit in en rondom Batavia meer en meer uit en ontstond, bij de gebrek-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 234