229
kige voorschriften omtrent de boekhouding en door de totale
afwezigheid van kaarten waarop de ligging der perceelen onderling
was aangegeven, langzamerhand een chaotischen toestand, die tot
tallooze processen en kwesties tusschen de eigenaren leidde en
der regeering het innen der verschillende belastingen moeielijk,
zoo niet onmogelijk maakten.
Om in dezen toestand verbetering te brengen, werd in 1664 het
„Gollegie van heemraden" ingesteld, waarmede een nieuw tijdvak
in de geschiedenis van het grondbezit aanvangt.
Alvorens echter het wordingstijdperk vaarwel te zeggen, wil ik
nog met een enkel woord de lasten behandelen, die den grond
eigenaren in den loop van dat tijdvak in verschillenden vorm
waren opgelegd.
Behalve de belasting van 10°/0 bij overschrijving, werden geen
eigenlijke belastingen van de onroerende goederen geheven maar
wel werden aan de eigenaren dier goederen herhaaldelijk lasten
opgelegd, die dan eens allen, dan wéér slechts enkelen hunner
drukten en die soms in geld, soms in arbeid werden geheven.
Die lasten droegen echter het karakter van contributiën die
voor een bepaald doel werden ingevorderd en waarvan dan ook
soms rekening en verantwoording werd gedaan.
Vreemd mag het voorzeker heeten, dat de eerste Sporen eener
kadastrale boekhouding worden gevonden inde instructie
voor den wachtmeester der bataviasche schutterij.
De schutterij was door J. Pzn. Goen ingesteld, bij plakaat van
18 Augustus 1620. Alleen de vrij-burgers, Japanneezen en
vreemde oosterlingen waren schutterplichtigde dienaren der
Compie waren vrijgesteld. Voor de bestrijding der kosten, tot
betaling van de tamboers en andere kleine uitgaven werd (sedert
wanneer, heb ik niet kunnen opsporen) eene contributie geïnd,
die echter „seer traech ende beswaerlyck" werd opgebracht en
veeltijds onvoldoende bleek voor de behoeften.
Daarom bepaalde de Gouvr. Gen. H. Brouwer bij plakaat