232
der gevolg, dat alle eigenaren van onroerende goederen, binnen
de stad gelegen, ten goede zou komen.
Er ontstond namelijk, ten gevolge van de «excessieve costen", on
der de ingezetenen van Batavia «groote swarichheijt", weshalve
de Gv1'. Gen1. A. v. Diemen de toezegging deed, dat de belasting
op den verkoop van onroerende goederen zoude verminderd worden.
Dit geschiedde echter eerst onder zijn opvolger, G. van der
L ij n en niet dan nadat het collegie van Schepenen den Gvr. Gen1,
aan de belofte door van Diemen gedaan, had herinnerd.
Nu werd echter, bij plakaat van 29 Mei i645 bepaald dat de
belasting op den verkoop van vaste goederen van 10 op 5°/o zou
worden teruggebracht. Ofschoon de heer van der Ghijs bij de
vermelding van dit plakaat, alleen spreekt van «vaste goederen",
zoo meen ik evenwel uit de considerans daarvan te mogen afleiden
dat de maatregel alleen betrekking had op huizen en erven, binnen
de stad gelegen.
Die considerans toch luidt, dat die vermindering «zoowel ten
«dienste der Compieais schynbare ontlastingh der gemeente sal
«comen te strecken, aengesien de huysen ende erven dan te meer
«veralieneert sullen werden, daer nu doorgaens, vermits het betalen
«der thiende by de coopers ofte vercoopers, voor geschreumt wert".
Niet algemeen drukkende contributiën waren o. a. die uitge
vaardigd bij plakaten 25 Maart en 13 April 1639. De eerste
dezer contributiën moest dienen voor de verdedigingswerken van
de stad Batavia en bedroeg de 7e penning of VT van de maan-
delijksche huur der huizen en erven aan de West-zijde der stad,
te betalen voor de helft door den huurder en voor de helft door
den verhuurder.
De tweede werd 'aangewend tot het graven der Rhinoceros- en
Maleische grachten en bedroeg 7'A reaal per roede breedte, te
vorderen van de eigenaren der gronden, langs bedoelde grachten
gelegen.
Drukten deze contributiën alleen op de perceelen, binnen de