233 stad gelegen; de eigenaren van landerijen daarbuiten waren daaren tegen verplicht zeiven de wegen en rivieren langs hunne landen in orde te houden. Dit blijkt o. a. uit het plakaat van 15 Juni 1647, waarbij den eigenaren van landerijen „binnen onse jurisdictie ende langs de »groote rivier ende de rivier van Crocot" werd gelast om binnen twee maanden, voor zoover ieders land strekte, de wegen van ruigte te zuiveren, die, zoo noodig, op te hoogen, alsmede genoemde rivieren van struiken en boomstammen te bevrijden. De poenaliteit was: Voor de eerste maal eene boete van 100 realen en bij voortgezet verzuim, verbeurd verklaring van het land. Een dergelijke last werd ook uitgevaardigd aan de eigenaren van landen in de nabijheid van Batavia gelegen en zulks bij het plakaat van 28 Mei 1654 dat ik reeds vroeger besprak. Bij de toeneming van het aantal der landerijen, in de omstreken van Batavia uitgegeven, deed zich meer en meer de behoefte gevoelen aan eene goede rechtsbedeeling over die landen en aan waarborgen voor de rechtszekerheid der grenzen. Op de krachtige persoonlijkheid van Antonie van Diemen waren in het Gouverneur-Generaalschap de meer dan zwakke Gornelis van der Lijn en Garel Reyniersz opgevolgd. Onder het bestuur dezer landvoogden vertoonden zich terstond de misbruiken, die in een later tijdperk van de geschiedenis der Compagnie zooveel tot haren ondergang zouden bijdragen. Het drijven van handel voor eigen rekening en dus ten nadeele van de belangen der Compagnie kwam bij hare hoogere, zoowel als lagere dienaren evenzeer in zwang als misbruik van gezag en rechtsverkrachting tegenover de ingezetenen van Batavia, ten einde het reeds toen gehate particuliere element zooveel doenlijk te be- nadeelen en ten zijnen koste eigen buidel te spekken. De Bewindhebbers begonnen het eerst dezen staat van zaken te vermoeden door den terugkeer naar Nederland van vele vrij burgers die zij voor goed in Indië gevestigd waanden, en lieten

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 239