237
„te stellen, als ten dienste van de Generale Comp. bevonden sal
„worden te behooren, ende opdat wy oock hier mogen weten, de
„gelegenheyt van de landerijen omtrent Batavia ende wie de posses-
„seurs van deselve syn, sullen Ü.E. ons metten eersten oock toesen-
„den eene perfecte caerte van de stadt Batavia ende omtrent leggende
„landerijen, met annotatie van de namen dergenen, die deselve
„cultiveren ende in besit hebben, om ons daervan te mogen dienen."
De G.G. en Rade" beantwoordden dezen brief, die tevens het
ontslag van den G. G. G. v. d. L ij n inhield, bij hunne missive
van 19 December 1651. Of aan den last tot opmaking van
bedoelde kaart is voldaan, blijkt niet uit het gedeelte van dit
antwoord dat door de Jonge wordt medegedeeld, maar wel
blijkt daaruit, dat de regeering in Indië nog meer dan de verga
dering van zeventienen het der burgerij geweldig kwalijk nam dat
zij zich tot de Staten-Generaal hadden gewend.
De Bewindhebbers leenden aan de inblazingen der Indische
regeering een gewillig oor en hunne eindbeslissing op het rekest
der Bataviasche burgers, vervat in hunne missive van 13 April
1652 ademt dan ook een geest van vijandschap en verbolgenheid
tegen het particuliere element.
„De burgerij, zoo op Betavia als andere residentiën van de
„Cie." zoo luidt het daar, „zal moeten blijven onder het gezag
„en de autoriteit van den G. G. en Rade van Indië, zonder haar
„daaraan eenigszins te mogen onttrekkenEn zoo eenige
„ongeruste wrevelige menschen zich daartegen mochten verzetten,
„en onder den naam van de burgerij eenige verandering mochten
„zoeken in te voeren, zullen de G. G. en de Raden van Indië
„zoodanige personen als perturbateurs van de gemeene ruste in
„Oost-Indië naar Nederland laten keeren, zonder gehouden te wezen
„daarvan andere redenen te geven, als dat zij zulks voor den
„welstand en de meerdere gerustheid van de Indische regeering
„bevinden zullen te behooren".
i) Het uitreksel uit dit schrijven dat ik hier mededeelde, benevens