240 slaven naar Bantam sedert 1667 werd gecompenseerd door de overkomst naar het gebied der Compagnie van een groot aan tal Bantamsche landbouwersfamiliën. De inlanders dreven echter geen anderen landbouw dan de rijstcultuur en hoewel deze voor Batavia van groot belang was, omdat zij de stad onafhankelijk maakte van den toevoer van rijst uit de havens van Midden- en Oost-Java, die door den wispel- turigen Sultan van Mataram soms tweemalen in hetzelfde jaar opengesteld en weder gesloten werden, achtte Maetsuyeker toch ook den landbouw, door Europeanen en Chineezen gedreven, van te veel belang om niet op maatregelen bedacht te zijn dien uit haar toestand van verval op te richten. Ter bereiking van dit doel moest de Regeering allereerst be dacht zijn op vermeerdering der rechtszekerheid en van de open bare veiligheid. Tot bevordering der rechtszekerheid werd nu in 1664 bij plakaat van 19 September een „Collegie van Heemraden" ingesteld, bestaande uit 4 leden, onder welke de Landdrost. Ofschoon de instructie voor dit college eerst in 1680 werd vastgesteld, kan echter zijn werkkring eenigszins blijken uit den considerans van het plakaat, die de instelling motiveerde, „dewyl de ingelanden „met malcanderen veeltyts niet en connen verdraegen ende de „Landdrost over de platte landen deser steede alleen geen be- „hoorlycke ordre alomme en kan stellen, de landen en erven wyd „en syd verspreyt synde." Ten einde de landen rondom Batavia tegen stroopende benden van inlandsche potentaten te beveiligen, werd het plan opgevat het geheele gebied, waar binnen landerijen voorkwamen, te om ringen door een gracht. Beide maatregelen zouden echter eerst door den opvolger van Maetsuyeker met kracht worden ter hand genomen. Was de hooge leeftijd van Maetsuyeker en zijn ziekelijken toestand hiervan de oorzaak, of verhinderden andere omstandig heden de Indische Regeering aan de hierboven genoemde plannen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 246