246 of nog zullen gemaakt worden, behoorlijk worden onderhouden en voltooid Art. 18. De landmeters, opzichters, werk- en timmerlieden, slaven, houtwerken en alle andere materialen, voor dit belang rijke werk benoodigd, zullen door het collegie worden gehuurd, gekocht en bij ongeschiktheid weder ontslagen, al naar het alge meen belang zulks eischt. Art. 19. De gelden, voor het onderhouden en maken der bruggen, grachten en wat dies meer zij, vereischt, zullen worden gevonden uit belastingen, te heffen over de landerijen. Ieders aandeel in deze belastingen, zal in verband met ligging, waarde en inkomsten, worden bepaald. Art. 20. Het collegie zal gehouden zijn, eenmaal 'sjaars ten overstaan van twee of meer door ons te benoemen gecommiteerden, in het openbaar rekening en verantwoording te doen van zijn beheer. Art. 26. Om alle misverstand te voorkomen, dat tusschen het stadsgerecht en het collegie zou kunnen ontstaan over jurisdictie en judicatuur, zoo wordt dienaangaande het volgende bepaald. Art. 27. Wanneer eenig verschil ontstaat, tusschen ingezetenen onderling, over breedte, lengte of belending van landerijen, doet het collegie in het hoogste ressort uitspraak, daar de beslissing in dergelijke zaken, in hoofdzaak zal moeten geschieden door eene nameting van het land in kwestie en eene opmeting in loco door de heemraden. Art. 28. Daar echter somtijds de wederzijdsche grondbrieven der landerijen niet te vinden zijn en in die gevallen het bewijs, door getuigen of op andere wijze zal moeten worden geleverd, zal het collegie in die gevallen zorg dragen dat het proces zoo beknopt worde gevoerd als met de rechten van partijen bestaan baar is. Bij deze processen zullen partijen hun eigen zaken moeten verdedigen, zonder een procureur of zaakwaarnemer te mogen stellen; alles uit hoofde van de geringe waarde der landen, die

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 252