248
„Ik beloove en sweere, dat ik den Staat der vrye Vereenigde
„Nederlanden ende wegens deselve den Edelen Heere Gouverneur
„Generaal en de Raden van India, hier te lande, gehouw en
„getrouw zal wesen, my in 't meten der landen, daartoe ik versogt
„bij heeren heemraden geordonneert zal worden, discreet en on
partijdig tusschen parthyen dragen, een ygelyk vlytig bedienen,
„iny met het salaris daartoe staande te vreden houden, ende voorts
„in alles als een eerlyck man en getrouw landmeter betaamt, mij
„schikken en comporteeren zal.
„Soo waarlyk helpe my Godt Almagtig!',
Bij plakaat van 30 Juli 1680 werd voorts nog bepaald, dat het
collegie, bij „defect off veranderinge van eenige der leden" zich
zelf aanvullen en niet aan jaarlijksche verkiezing onderworpen
zou zijn.
Het college van heemraden had dus een dubbelen werkkring als
hoofdtaak. Het was eerstens een rechtbank, waar alle geschillen
over de grenzen van onroerende goederen moesten worden voor
gebracht en meest in hoogste ressort werden beslist en het was
tevens binnen de grenzen zijner jurisdictie belast met de uitvoering
der werkzaamheden, thans aan het „departement van burgerlijke
openbare werken" opgedragen.
Boven en behalve deze tweeledige taak, behoorde nog tot zijn
werkkring de opmaking van een kadaster in optima forma, de
heffing eener grondbelasting en de samenstelling van een compen
dium der keuren en ordonnantiën die betrekking hadden op alle
takken van openbaren dienst, waarvan de administratie aan het
collegie was opgedragen.
De zaak was voorzeker hreed opgezet en dat de samensteller
van het reglement zich in een ruimen blik mocht verheugen en
vooral met betrekking tot het kadaster zijn tijd ver vooruit was,
kan moeielijk worden tegengesprokan.
Het is echter evenzeer buiten kijf, dat reeds in de instructie
zelve zwakke punten te over aanwezig waren, die tot veel strijd