252 Is dus een punt a (de figuur kan ieder zich gemakkelijk voor stellen) door ongeveer gelijkzijdige driehoeken verbonden met de aansluitingspunten A, B en G en wel met A en B door twee, met B en G door drie, met A en G door 4 van die driehoeken, dan zullen de coördinaten van a, achtereenvolgens berekend in aan sluiting aan AB, BG en AG, niet in nauwkeurigheid gelijk geacht mogen worden. De verhouding der drie uitkomsten is in het gestelde geval 'A, 'A, 'A of 6, 4, 3, welke verhoudingsgetallen het middel aan de hand geven, om de einduitkomst vast te stellen. Denkt men zich nu het aantal driehoeken van lager orde grooter, dan heeft men het geval, dat zich meestal in de praktijk voordoet. Het berekenen van een punt, ongeveer in het midden van een aansluitingsgebied gelegen, kan echter steeds volgens de aange geven methode geschieden, en de bedoelde verhoudingsgetallen tot het opmaken der middelwaarde uit de verschillende uitkomsten worden dan gevonden uit het aantal driehoeken, dat het punt langs den kortsten weg met de omtreklijnen van den aansluitings veelhoek vereenigt. Een aldus berekend punt kan voor de verdere toepassing der methode als aansluitingspunt behandeld worden, waardoor nieuwe aansluitingsomtrekken ontstaan, die achtereenvolgens de berekening van verdere punten van het net van lagere orde mogelijk maken. Wanneer de graad van nauwkeurigheid der meting in alle driehoeken van het net van lager orde gelijk geacht moet worden, de driehoeken ongeveer gelijkzijdig zijn en de middelbare fout in de ligging van het punt, toe te schrijven aan den invloed van de fouten in drie gemeten hoeken M genoemd wordt, dan kunnen, volgens de leer van de voort planting der fouten voor de drie bovenbedoelde uitkomsten de volgende formules opgesteld worden M' V (M! -f- M2) =JAy 2gewicht M" V (M2 M= M!) Ml/3; M'" V (M2 M2 M5 M2) Mj/4; 'A M

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 258