25 het terugnemen van hun voorstel Aan de wijsheid en aan de toen betoonde sympathie des Ministers werd het overgelaten zelf met nieuwe plannen voor den dag te komen. Ik vroeg, Mijnheer de Voorzitter, niet het woord bij onderart. 37, maar bij de algemeene beschouwingen over deze afdeeling, omdat ik overtuigd ben, dat er op dit oogenblik geen afdoend redres is te vinden door eenvoudig het artikel, met eene luttele som te verhoogen. Het geeft weinig of niets ik zal straks meer in bijzonderheden treden om door het uittrekken van een ietwat hooger bedrag eenige ambtenaren meer traktement te bezorgen. De kranke is hiermede niet op den weg der genezing. Wanneer ik de eer heb enkele gedachten over deze materie aan het oordeel des Ministers te onderwerpen, dan gelo_of ik dit te mogen doen zonder vermetelheid, omdat ik op dit terrein niet geheel leek ben, maar uit den aard mijner omvangrijke betrekking dagelijks met de toestanden van het kadaster in de verschillende provinciën in aanraking kom. Ik geloof, en dit is mijn uitgangspunt, dat de ik zal ze noemen microscopische verbeteringen, die de Kegeering telkens en ook nu aanbrengt, niet bij machte zijn om te verkrijgen wat het belang van het kadaster onmiddellijk vordert en dat als spoedeischend sinds langen tijd door velen wordt beschouwd. Ik zal om een woord van den geachten afgevaardigde uit Alkmaar, naast mij gezeten, den heer Levy, te bezigen slechts in vogelvlucht een zevental punten aan stippen. Evenwel wil ik gaarne aan den Minister verklaren, dat onder de door mij bedoelde microscopische verbeteringen die de Eegeering in deze begrooting aanbracht, het mij genoegen deed te ontwaren eene verbetering der traktementen van de ingenieurs-verificateur. De inge nieur-verificateur is eene voorname spil, waarom alles draait in zake een goed beheer van het kadaster. Wij hebben bovendien het voor recht een uitnemend en bekwaam korps ingenieurs-verificateur te bezitten, en ik vermeen dus dat de Minister verstandig handelde een openlijk blijk te geven dat hij met het werk van deze hoofdambtenaren ingenomen is. Mijne zeven punten. In de eerste plaats zou ik de opleiding van de adspirant-landmeters willen doen plaats hebben aan de Polytechnische school, om daar gevormd, een in ieder opzicht goed onderwezen personeel te verkrijgen. Dat komt mij op het oogenblik niet alleen weuschelijk voor, maar als 't ware het uitgangspunt van alle verbeteringen, en ik meen te weten dat sedert meerdere jaren hierop bij het bestuur werd aangedrongen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 31