27
bij resolutie, maar bij de wet, of minstens bij Koninklijk besluit, opdat
niet bij enkele wind van leering de instructie in tegenovergestelden
zin kan gewijzigd worden. De Minister zal beamen, dat eenheid en
vastheid van plan hier vooral noodig is, opdat niet de eene Minister
ijlings afbreke wat een voorganger heeft opgebouwd.
Ten zesde vordert de hermeting van geheele of van onderdeelen
van gemeenten, waaraan, ik weet zulks, de hand wordt geslagen, evenals
de vernieuwing van bijbladen, van net-plans en van veldkaarten een
bekwaam en voldoend personeel.
Op dat personeel is van toepassing het woord van den heer Goeeoop:
//er blijft voor het bestaand personeel te veel werk over." De Minister
zal dan ook niet tegenspreken, dat het personeel op deze begrooting
uitgetrokken niet in staat is te volbrengen wat een Minister die hart
heeft voor een goed kadaster daarvoor eischen mag. En het is derhalve
een eerste plicht der Regeering om gevolg te geven aan den wenk
verleden jaar door den geachten afgevaardigde uit Brielle gegeven, en
een voldoend kader in het leven te roepen.
In de zevende plaats, het verrichten van particulier werk door de
teekenaars en de landmeters van het kadaster. Eene uiterst moeilijke
quaestie. Mijn verlangen is, dat de zuivere en totale opbrengst van
het werk ten behoeve van particulieren, waterschappen, gemeentebesturen
en andere corporatiën gedaan, ingevolge opdracht van den inspecteur
verricht, in 's Rijks schatkist gestort werd en onder vaste en billijke
regeling zou strekken tot verhooging der traktementen van die kadastrale
ambtenaren, welke daarvoor in aanmerking komen. Ter wille van den
weinigen tijd dien ons rest zwijg ik met opzet heden over de splitsing
der afdeeling Registratie, Kadaster en Loterijen, want hierover zou de
Minister in een lang debat gewikkeld worden. Ik besluit met twee
aanhalingen die volkomen op elkander slaan, de eene van den heer
Goeeoop, de andere van den tegenwoordigen Minister van Einanciën.
De eerste, deskundige bij uitnemendheid, verklaart: //De toestand van
het kadaster is sedert lang onhoudbaar geworden", en de Minister
antwoordt: //Ik vereenig mij met de meening van de geachte voorstellers
van het amendement, om verder met kracht de hand te slaan aan eene
verbetering".
Wanneer dit geen phrase is geweest pour le besoin de la cause, om
een einde te maken aan de discussie en wanneer de Minister zich tevens
de welwillendheid herinnert waarmede de vijf voorstellers van het
amendement Zijne Excellentie tijd van beraad gunden, mag men ver-