29 particuliere werk aanzienlijk grootere traktementen hadden, nu veel minder ontvangen; deze onbillijkheid is het gevolg van dat besluit; immers men vergete niet dat onderscheidene landmeters in vroegeren tijd vroegen om naar grootere gemeenten overgeplaatst te worden, juist omdat zij wisten, daar met het particuliere werk meer te kunnen ver dienen. Dat houdt nu op; het staat nu gelijk waar men ook gevestigd is. Dat is tegenover die menschen, die moreel verkregen rechten hebben, eene onbillijkheid. Maar het is ook een hoogst onrechtmatige toestand. Immers nu er geen particulier werk als zoodanig meer is behoort de opbrengst van hetgeen vroeger zoo genoemd werd, aan den Staat, want het wordt door zijne ambtenaren in's Rijks dienst verricht. Indien men nu deze f 50,000 in de schatkist brengt, zal men natuur lijk gedurende de eerste jaren de menschen, aan wie die inkomst ont nomen wordt, eene toelage moeten geven, maar in de toekomst zal een geregelde staat van zaken ontstaan, eene betere regeling dan nu in het door mij gememoreerde besluit is aangegeven. De heer Yan Alphen: Mijnheer de Voorzitter! In de zitting van 14 October 11. werd door de Commissie voor de verzoekschriften rapport uitgebracht over het verzoek van een particulier landmeter, die zich beklaagt dat Zijne Excellentie de Minister van Einanciën aan de land meters van het kadaster vrijheid geeft om, met behoud van traktement, markverdeelingen te doen, zeer ten nadeele onder anderen van den adressant Blijkens het door hem overgelegd antwoord, dd. 2 Maart 1887, n° 45, Registratie, op een request aan den heer Minister door Zijne Excellentie gegeven, is deze van gevoelen dat die verrichtingen door de landmeters van' het kadaster strekken zoowel ten voordeele van het kadaster zelf, als van de marken. Het zij mij vergund, Mijnheer de Voorzitter, op deze aangelegenheid thans even terug te komen en daarin eene opinie uit te spreken geheel tegenovergesteld aan die van den heer Minister. Hoezeer ook een goed hart toedragend aan de mijns inziens zoo schoone instelling van het kadaster en ook aan de daarbij werkzame ambtenaren, komt mij echter voor dat deze op het genot van de voor- deelen aan markenverdeelingen verbonden, bij behoud van hun trakte ment hoegenaamd geene billijke aanspraken hebben. En dat het ver richten van die verdeelingswerkzaamheden door landmeters van het kadaster in het belang van het kadaster zelf zou zijn, schijnt mij eene ten eenenmale onverdedigbare stelling toe. Wel laat zich ten voordeele

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 35