31 eischen dan de bloote faculteit in zoodanigen ambtenaar om wat haastiger dan een ander nieuwe perceelnummers te kunnen toekennen, en onmis baar om het werk op goeden gang te hebben en tot finale tevredenheid der geinteresseerden ten einde te brengen. Op grond van een en ander zou ik den Minister met aandrang willen verzoeken ten spoedigste op zijne meening terug te komen, met dat effect dat aan particuliere landmeters, zooveel deze nog beschikbaar zijn, den hun natuurlijkerwijze toekomenden toonenden arbeid niet worde afgezogen door dien te laten opdragen aan ambtenaren van het kadaster, wier krachts- en tijdsbesteding niet kan gemist worden in den arbeid waarvoor zij zijn aangewezen. De heer Bloem, Minister van financiën: Mijnheer de Voorzitter! De geachte afgevaardigde uit Goes heeft de aandacht van de Regeering gevestigd op de, zooals hij het noemde, microscopische verbeteringen, die door de Regeering in het kadaster zijn aangebracht; tevens wees hij op eenige punten, die de Regeering zou moeten be hartigen om den toestand van het kadaster te verbeteren. Hij is zoo beleefd geweest om er bij te voegen dat hij op dit oogenblik geen antwoord daarop van mij verlangde. Het zou mij ook moeilijk wezen thans in alle deelen een juist antwoord te geven, maar ik wil hem gaarne de toezegging doen, dat ik het door hem besprokene met zeer veel aandacht zal nagaan. De geachte afgevaardigde gelieve echter in het oog te houden dat eene zeer snelle uitbreiding van het personeel van het kadaster aanleiding geeft tot moeilijkheden, nu en ook later. Men moet toch zorgen dat de bedoelde personen behoorlijk onder dak kunnen komen; meer teekenaars vereischen weder meer toezicht; ze moeten allen goed verlichte lokalen hebben en ook gevormd worden als teekenaars van kadastrale plans, want het is niet genoeg dat men ervaren is in het rechtlijnig teekenen, men moet ook eene opleiding gehad hebben om behoorlijk kadastrale plans te kunnen vervaardigen. En dan geloof ik dat men bij snelle en sterke uitbreiding van het kadasterpersoneel later op moeilijkheden zou stuiten. Is toch eenmaal het kadaster in een behoorlijken toestand gebracht, dan heeft het Gouvernement weder tal van ambtenaren, die men toch zoo eensklaps niet aan den dijk kan zetten. Men berinnere zich de zaak van de ingenieurs en opzichters bij de Staatsspoorwegen. Daarom heb ik gemeend ook nu weder eene zoodanige verhooging te moeten voorstelle dat daaraan behoorlijk uitvoering kan worden gegeven.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 37