32
De o-eachte afgevaardigde uit Amsterdam, de heer Hartogh, heeft
de resolutie besproken het vorige jaar door mij genomen ten aanzien
van particulier werk. Ik heb nimmer de bedoeling gehad om te kennen
te geven en zoover ik weet heb ik dit ook niet gedaan dat aan
die resolutie geen uitvoering zou worden gegeven. Dat plan is thans
mijns inziens werkelijk het doelmatigste. De landmeters die vroeger
werden aangewezen voor particulier werk ontvingen het geld daarvoor
boven hun vast traktement; anderen die denzelfden tijd besteedden in
's Eijks dienst ontvingen niet dan hun vast traktement. Dit was in
hooge mate onbillijk. De regeling door mij ontworpen werkt goed;
zij strekt om met bevordering van 's Eijks dienst de opbrengst van het
particulier werk meer gelijkmatig tusschen de landmeters te verdeelen.
Tal van landmeters, waaronder er ook zijn die nadeel door den maat
regel lijden, hebben verklaard dat de regeling rechtvaardig is. Het is
toch niet meer dan billijk dat de landmeters in hetzelfde district dezelfde
voordeelen genieten, onverschillig of zij hun tijd in dienst van particulieren
of van den Staat besteden.
De geachte afgevaardigde vroeg waarom de opbrengst van de beloo
ningen door particulieren niet eenvoudig in 's Eijks schatkist wordt
gestort. Dat zou men kunnen doen, maar ik geloof dat het voor de
ambtenaren en voor het Eijk vrij wel op hetzelfde zou nederkomen,
want het Eijk zou hun dan het gemis van die voordeelen moeten vergoeden.
Den geachten afgevaardigde uit Almelo, den heer Van Alphen, moet
ik verschooning vragen dat ik op het oogenblik niet in staat ben om
hem een zoodanig antwoord te geven als waarop hij aanspraak kan maken.
Ik zal echter aandachtig nalezen wat door hem is gezegd en ik beloof
hem zijne woorden ter harte te zullen nemen.
De heer Van Alphen: Mijnheer de Voorzitter! Natuurlijk ben ik den
heer Minister dankbaar voor de toezegging dat de aangelegenheid, door mij
besproken, met alle belangstelling en nauwkeurigheid zal worden onderzocht.
Eene opmerking slechts. Ik zou den Minister wel willen verzoeken
om, wanneer hij deze zaak ter hand neemt, niet uitsluitend zijne infor-
matiën te nemen zooals dit geschied schijnt te zijn bij de beant
woording van het adres bij de betrokken ingenieurs-verificateur.
Hoe hooge achting toch ik dien heeren toedraag, meen ik toch dat
het te veel gevorderd is om hen in zulk eene delicate zaak te stellen
voor de keus tusschen het belang van den dienst en het belang dergenen
die onder hunne directie in de dienst moeten voorzien.