35
nu wel de bedoeling is geweest van de voorstellers, ik betwijfel het want
omtrent die categorie van ambtenaren is toen met geen enkel woord
gerept. Maar er is integendeel wel gewezen op de noodzakelijkheid van
uitbreiding van het personeel der landmeters.
Of die voorgestelde verhooging noodig is, daaromtrent wil ik mij liever
niet uitlaten. Ik wil er alleen dit van zeggen, dat de beweegredenen,
daarvoor aangevoerd in den uitgewerkten staat, mijns inziens niet vol
doende zijn.
Daar toch wordt gezegd ten eerste- u :e tegenwoordige bezoldiging
dezer ambtenaren staat niet in goede verhouding tot die der landmeters".
Wanneer men bedenkt, dat de landmeters 1ste klasse, en daaruit zijn,
ben ik wel ingelicht, alle titularissen genomen, f'2200 hebben, dan zou
ik vragen of het voorrecht uit een korps van 165 ambtenaren te worden
gekozen tot chef en het ontvangen van eene meerdere bezoldiging van
f600 tot f800, niet reeds eene groote onderscheiding is, niet reeds een
voldoenden afstand aanduidt.
Mijnheer de Voorzitter, dit mag bovendien dunkt mij geen motief
zijn, terwijl aan andere personen wordt onthouden, waarop zij, met het
oog daarop, aanspraak hebben.
Ik wil er nog dit bijvoegen, tot ingenieurs-verificateur zijn benoembaar
alle landmeters, dus ook de landmeters 4de klasse; daartoe gekozen te
worden acht ik dus eene zoo groote onderscheiding, dat door meer
traktement dat hoogere standpunt niet behoeft te worden aangewezen.
Ten tweede voert men aan//de bezoldiging is niet in overeen
stemming met het gewicht en den omvang van het hun opgedragen
werk".
Mijnheer de Voorzitter! Ik was minder in de gelegenheid dit te
beoordeelen, maar op het getuigenis van den geachten afgevaardigde uit
Goes, die zeide met de zaak eenigszins bekend te zijn, geloof ik het
bijna te moeten aannemen. Dit weet ik echter wel, Mijnheer de Voor
zitter, dat dit motief zeer zeker met grond kan worden aangevoerd voor
eene verhooging der bezoldiging van de landmeters 4de klasse en zij
die daarvoor in aanmerking komen.
W aar deze toch zelfstandig optreden en het werk van een land
meter verrichten, daar is het zeer zeker billijk hun ook dat salaris te
geven. Is er geld, dan meen ik voor alles, als men de begrooting wil
bezwaren, dat in de eerste plaats behoort te worden gedacht aan hen
die het werkelijk noodig hebben, de laagstgeplaatsten, die bijna niet ge
noeg ontvangen om rond te komen.