39 vaardigd en niet is in het belang van den dienst? Op dit oogenblik is voor het voorstellen van zulk eene motie niet alles te zeggen. "Wat zullen wij dan doen Zullen wij ons eenvoudig nederleggen bij het ministreel besluit, zullen wij de begrooting eenvoudig goedkeuren en zeggenwij kunnen er niets aan doen? In dit politiek stadium schijnt het geraden. Het heeft mij verwonderd, en dat heeft mij leed gedaan, dat de Mi nister, die sedert verleden jaar uitstekend goed weten kon hoe men in de Kamer over deze zaak denkt, zich niet heeft laten leiden door zijn rechtvaardigheidsgevoel, door zijn //ik", dat hij meer oud-ambtenaar is geweest dan mensch tegenover zijn medemensch. Ik had gehoopt en verwacht dat de Minister het advies van zijn scherpzinnigen ambtenaar had gelaten voor hetgeen het was en begrepen had dat zulke middelen om zuinig te zijn beneden den Minister staan. Eene vraag dus: Zou de Minister niet zoo goed kunnen vinden om zijn, mijns inziens onbillijk besluit in te trekken. Zou hij niet. in de overtuiging dat werkelijk de eerste stap verkeerd is geweest, en dat de instelling van de éde klasse is in het nadeel van den dienst en van de ambtenaren, dien maatregel terug willen nemen Wel heeft de Minister zoo even gezegd: wanneer ik er te veel aanstel zal ik een overcompleet krijgen, zooals het geval is geweest bij de Staatsspoorwegen. Maar dit spook, Mijnheer de Voorzitter, hoe ver schrikkelijk ook, naar 't schijnt, behoeft hier geen vrees aan te jagen. De Minister weet even goed als ik dat, wil men het kadaster, kaarten en bijlagen, in orde brengen, er als 't ware nog een meer a boire is. Mag ik den Minister alleen wijzen op hetgeen in de Memorie van Antwoord staat, dat er nog 235 gemeenten moeten hermeten worden, dat er nog gewacht wordt op de vernieuwing van 16000 plans. Ik geloof dus dat de Minister niet zoo spoedig bevreesd behoeft te zijn dat er een overcompleet zal komen. Daarvoor is er nog veel te veel te doen De Minister zegt dat meerdere geld dat de geachte afgevaardigde uit Assen wil voteeren om eenige éde klasse landmeters tot de 3de te bevorderen, accepteer ik niet. Ik kan dat begrijpen, Mijnheer de Voor zitter, want daardoor zou de Minister langs een anderen weg zijn ongelijk erkennen en toegeven dat er thans sommigen te weinig worden be zoldigd. Op deze oplossing zou ik dan ook niet bijzonder gesteld zijn, want dan zou daaruit kunnen worden geconcludeerd dat men zich met het scheppen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 45