73 De cosinus van het hulppunt wijzigde men wanneer het hulp- punt ongeveer tegenover het midden der lijn G lag, evenredig aan het verschil GG'lag het punt echter tegenover een kadastraal hulppunt, stel b. v. tegenover het 2e punt op het als voorbeeld gekozen plan, dan hield men ook rekening met het ver schil dd' en onderging de cosinus eene wijziging evenredig aan G—G' d—d' ~h 2 2 waarin d de zijde is van den kadastralen hulpdriehoek gelegen tusschen het 2e en 3e punt, d' de uitgepaste lengte dezer zijde. De wijzigingen voerde men evenals de vroegere, door middel van het verschil in logarithmen uit, ook hierbij moest, waar noodig, met de aansluiting der hulpkaarten rekening worden gehouden. Het opbrengen der eindpunten van meetlijnen blijft nu nog ter bespreking over. Waren de coördinaten uitgepast ten opzichte van eene zijde van de waterstaats-hulpdriehoek, dan was deze arbeid zeer gemakkelijk te verrichten. De op het veldwerkplan uitgepaste lengte der zijde, vergeleken tegen de op de hulpkaart uitgepaste lengte, leverde het verschil, in verband waarmede de uitgepaste sinussen en cosinussen even redige wijziging, uit te voeren door middel van het verschil in logarithmen, moesten ondergaan. Waren de coördinaten uitgepast ten opzichte van eene hoofd- driehoekszijde van den waterstaat dan wijzigde men volgens het zelfde beginsel als werd toegepast bij het opbrengen der water- staats-hulpdriehoekspunten; te voren ging men daarbij na, in hoe- ver rekening moest worden gehouden met het verschil tusschen de lengte der zijde van den hoofddriehoek volgens de driehoeks meting, en de lengte uitgepast op het veldwerkplan. Het verschil tusschen de lengten der zijden van den hoofddrie hoek in de driehoeksmeting en de uitgepaste lengte dezer zijde t

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1888 | | pagina 79