De werkdadige meetkunst der oude Egyptenaren en
Romeinen in verband met hunne Kadasters.
De wiskunde, vooral de meetkunde, stond bij de ouden reeds
in hooge eer. Bekend is het, dat de Indiërs, Chineezen en andere
Urvolkeren in Azië, ze eeuwen lang vóór onze jaartelling beoefenden.
We behoeven verder alleen te herinneren, hoe bij de Egyptenaren
en Etruskers de bevoorrechte priesterkaste de meetkunde in de
gewijde boeken bestudeerde en de beoefening met een geheim
zinnig waas van ceremoniën en geheime teekens omgaf; hoe de
Grieksche wijsgeeren ze als een voornaam deel der wetenschap
betrachtten en Plato, om een sprekend bewijs te leveren, boven
den ingang zijner leerzaal de spreuk liet griften „Wie geen meet
kunde kent, trede niet binnen."
Bij geen volk der oudheid echter werd de werkdadige meet
kunst meer beoefend, dan bij de Egyptenaren.
En dit had, zooals we zullen zien, eene natuurlijke oorzaak.
Door de vruchtbaarheid van het enge Nijldal hielden de Egyp
tenaren zich hoofdzakelijk met landbouw bezig. In de vele op
schriften en beeldversieringen op grafmonumenten ziet men dit
ten duidelijkste. Bij de versnippering van den bodem door de
nijvere Fellahs en de groote waarde van den grond was een
nauwkeurige afpaling van ieders eigendom gebiedend noodzakelijk.
Het slib van den wassenden Nijl bedekte telken jare van Juli tot
October vele grensteekens, waardoor, zooals licht te begrijpen is,
vele twisten over de afpaling tusschen de eigenaars ontstonden.
Men zon op hulpmiddelen, om de scheidingen altijd terug te
kunnen vinden en koning Rhampsinit of Sesostris (1400 v. Chr.),
besloot wijselijk het Nijldal te doen opmeten en beschrijven. Van